Een reis aan het voorbereiden naar Boedapest of Hongarije? Zakelijke of verhuisplannen? Een schoolproject?
Als voormalige correspondenten en gidsen helpen we u graag om wijs te worden uit dit land met zijn bewogen geschiedenis, boeiende cultuur en uitzonderlijke taal, via lezingen in kleiner en groter gezelschap of praktische hulp bij de organisatie van reizen. Daarnaast zijn we beschikbaar als reisbegeleiders.

18 December 2013

Winteractiviteiten

Behalve als je gaat skiën, zijn wintervakanties binnenvakanties. Maar zeker als het weer mooi is, is er in Boedapest genoeg buiten te doen.


Om te beginnen met zwemmen. De Hongaren zijn niet zo gek als de Russen om grote gaten in het ijs te hakken. Dat hoeft ook niet, want het land is rijk gezegend met warm water, en het warme Széchenyibad is het hele jaar door open voor bezoekers. De meeste dagen kun je er, ook in de winter, tot tien uur 's avonds terecht, maar met de feestdagen zijn de openingstijden wat beperkter. Hou er rekening mee dat alles in Boedapest, ook de baden, op 24 december al vroeg in de middag dicht gaan. Klik hier voor een compleet overzicht van de openingstijden van het bad tijdens de feestdagen.

De kerstmarkten in het centrum van de stad, op het Vörösmarty tér en bij de Basiliek, blijven open tot 1 januari. Vooral de markt op het Vörösmarty tér begint internationale faam te krijgen, en het kan er dan ook behoorlijk druk zijn. Maar wel gezellig. Er is muziek, er zijn etenskramen met enorme pannen Hongaarse winterkost, van gevulde zuurkoolbladen en worsten tot stevige soepen en stoofschotels, en terrassen waar je die maaltijden kunt opeten. Er is glühwein (forrált bor) en warme thee met citroen en behoorlijk wat suiker. En dan is er kürtöskalács, gebak van zoet gistdeeg dat om een houten rol wordt gewikkeld,  en boven een vuur gebakken. Als het klaar is, wordt het door suiker of noten gerold. Heerlijk als het kakelvers is, geen donder aan als je het een tijd laat liggen. Niet om mee naar huis te nemen, dus. Maar er is op de markt veel te vinden wat wel de moeite is: er wordt prachtig en hoogwaardig handwerk verkocht, van aardewerk en houtsnijwerk tot vilt, beschilderde zijde en sieraden.

Je noren kun je thuislaten, maar schaatsen kun je er huren, en de ijsbaan bij het Varosliget is waarschijnlijk een van de meest romantische plekken die je kunt bedenken om te gaan schaatsen. Noren mag je niet eens meenemen, de scherpe, puntige ijzers mogen het ijs niet op. Echt goedkoop is het helaas niet, vooral niet omdat je behalve de toegang ook nog eens de eenmalige aanschaf van een 'plastic kaart' betaalt, die je onder meer voor de kastjes kunt gebruiken. Die kaart schaf je eenmalig aan, maar toeristen zullen zelden meerdere keren komen. In het weekend betaal je meer dan door de week, 2500 tegenover 2000 forint. Schaatsen huren kost 700 forint (2,20 euro) voor een uur, en 2200 forint voor vier uur. Reken al snel op een tientje per volwassene. Maar goed, wel romantisch. Overigens zijn ook bij de schaatsbaan de openingstijden tijdens deze feestdagen wat anders dan normaal. Op de 24ste is de baan helemaal dicht.
Naast de grote ijsbaan is er nog een reeks kleinere ijsbanen overal in de stad. Een overzicht vindt u hier. Helaas in het Hongaars, maar er is wel uit te komen als je eenmaal weet dat cím adres betekent. De kleine banen zijn een stuk goedkoper, en vrijwel overal kun je schaatsen huren.

Mocht het gaan sneeuwen (het zit er nog niet in, maar wie weet), dan trekt heel Boedapest de bergen in, om te wandelen, skiën (vooral langlaufen) of te sleeën). Vanaf het Széll Kálman tér gaat bus 21 naar Normafa, vertrekpunt van een groot aantal wandelingen en de ideale plek voor winteractiviteiten. In het oude Síház (Skihuis) kun je warme soepen en chocolademelk krijgen en er zit een zaakje dat diverse soorten strudel verkoopt. Meestal staat er ook wel iemand die warme wijn en thee verkoopt, of gepofte kastanjes.
Vanuit Normafa loop je ook makkelijk naar de Janosberg. Vandaar gaat een stoeltjeslift (libegö) naar Zugligeti. De libegö is vanuit de stad bereikbaar met bus 291 vanaf het Nyugatistation en draait in de winter tot 15.30. In die tijd kun je zowel boven als beneden constant opstappen.

Wie in rond de kerst in Boedapest op vakantie is, komt er niet omheen: de 24ste, Kerstavond. Voor Hongaren de grootste en belangrijkste dag van het hele kerstfeest. Hou er rekening mee dat die dag alles, werkelijk alles in de loop van de middag stopt. Dat geldt voor het openbaar vervoer, musea, zwembaden, bioscopen en dat geldt helaas ook voor de meeste restaurants. Vorig jaar had Boedapest op Maat een overzicht van restaurants die wel open zijn. Helaas lijkt de lijst zich niet te hebben uitgebreid (we houden ons aanbevolen voor tips). Wie slim is, zorgt dus in ieder geval een noodvoorraadje achter de hand te hebben. En een dik boek of zo.






Hongaarse kunstenaars: Gyula Hincs, de Hongaarse Picasso


Hincz
Over de Hongaarse schilder Gyula Hincz (1904-1986) doet het verhaal de ronde dat hij in 1926 in Parijs regelmatig met Picasso at en dronk, waarbij degene die recent een schilderij had verkocht, betaalde. Hincz draaide vrijwel altijd voor de rekening op. Deze legende, waar of niet waar, moet uiteraard illustreren dat de Hongaarse schilder misschien wel van hetzelfde niveau was als de grote meester en is mogelijk ook mede de oorsprong van de bijnaam die hij in Hongarije heeft: de Hongaarse Picasso.
Wie schetst onze verbazing toen we er onlangs, na toch al vijf jaar in Vác te hebben gewoond, achter kwamen dat een belangrijk deel van Hincz’s werk zich hier in dit stadje bevindt? Het wordt goed verborgen gehouden, in een klein museum dat zich volgens een niet al te groot uitgevallen bord bij de ingang “Értéktár”(Het Depot) noemt. Nog kleiner dan dat bord is de vitrine met de poster waarop aangekondigd wordt wat het museum zijn bezoekers te bieden heeft. Jammer, want nu we er eenmaal binnen zijn geweest, was de eenduidige conclusie: dat moet elke kunstliefhebber die in Vác is, gaan zien. Hincz is best een ommetje waard.
Hincz
De vergelijking met Picasso gaat wellicht wat ver, maar een feit is dat het werk van Hincz – kleuren, vormen, composities – buitengewoon expressief is en altijd veel mensen heeft aangesproken. Zijn vroege schilderijen uit de jaren twintig, dertig en veertig van de vorige eeuw hebben onder invloed van zijn reizen naar Rome, Parijs en Berlijn surrealistische en kubistische trekken. Maar het figuratieve blijft in zijn werk altijd een belangrijke rol spelen en in de loop van zijn leven heeft hij zich steeds weer open gesteld voor nieuwe stijlen en vormen, van realistisch (in de beginperiode van het communisme in Hongarije) tot abstract. Hij maakte van alles: genrestukken, historische schilderijen, portretten, maar ook posters en plakkaten, muurschilderingen, tapijten, glaswerk, beelden en niet te vergeten heel veel boekillustraties. Dat laatste is ook de kunstvorm waar de meeste Hongaren hem van kennen.
Zo werd hij gaandeweg een van de bekendste kunstenaars van Hongarije – een aantal van zijn werken hangt in de Hongaarse Nationale Galerie op de burchtheuvel – maar internationaal maakte hij, ‘opgesloten’ als hij was binnen de grenzen van het Oost-Europese, nooit naam. In 1983 doneerde hij 400 van zijn werken aan Vác, zijn favoriete stad (hoewel hij er niet vandaan kwam en er nooit woonde of werkte) en na zijn dood verwierf Vác via de familie nog 1300 andere werken. In de permanente tentoonstelling in de grote zaal en het trappenhuis van Het Depot is daarvan noodgedwongen slechts een klein deel te zien. Maar wat er hangt, is zeer de moeite waard. En dat in zomaar een provinciestadje.

Hongaarse Ark van Noach
Behalve Hincz heeft Het Depot trouwens nog een aantal, onderling totaal niet samenhangende tentoonstellingen in de aanbieding, die ieder op zich misschien minder de moeite waard zijn, maar als je er toch bent, zeker leuk genoeg zijn om niet over te slaan. Curieus is het suikerwerk van twee lokale suikerbakkers, waaronder een vaas van suiker die eruit ziet alsof hij van porselein gemaakt is. Dan is er een tentoonstelling van gietijzerwerk, wat aanzienlijk minder boeiend klinkt dan hij in werkelijkheid blijkt te zijn. Verder is er nog het werk van een bekende boekbinder (maar om eerlijk te zijn, als je één in leer, met goudsnit gebonden boek hebt gezien, heb je ze een beetje allemaal gezien) en dat van twee pottenbakkers, vader en dochter, waarbij vooral een door de vader gebakken tegel een curiositeit is: de afbeelding stelt de Ark van Noach voor die onder Hongaarse vlag vaart.

3 December 2013

De Mathiaskerk: een prachtige fantasie.


De beroemde Mathiaskerk op de burchtheuvel is nu helemaal van binnen en buiten gerestaureerd. Niet alleen ziet hij er daardoor weer prachtig uit, er is ook van binnen meer te zien dan de laatste jaren het geval was. En het blijft natuurlijk een fascinerende kerk omdat hij helemaal niet is wat hij lijkt te zijn.

Maar laat ik beginnen met wat hij wel is: mooi en opvallend.

Mooi, door het prachtige tegeldak van Zsolnay porselein en door de vele versieringen met beelden, bogen en krullen, torentjes en raven (het symbool van koning Matthias Corvinus=raaf). Opvallend, door het bont beschilderde interieur waar elk stukje muur bedekt lijkt met kleurige patronen, symbolen en beeltenissen. Op een of andere manier denk je bij “een mooie kerk” toch al gauw aan strakke muren van marmer met hier en daar een schildering, veel bladgoud en reeksen statige zuilen die naar de hemel reiken. Maar heel veel kerken in de Middeleeuwen waren eerder zoals deze Mathiaskerk, niet ontworpen om te imponeren maar veel volkser.

Nu de renovatie geheel voltooid is, is er weer van alles te zien in het schip van de kerk. Let ook op de bijzondere glas-in-loodramen in de voorgevel. Het grote zogenaamde Rozetraam in het midden heeft een prachtige geometrische vorm en een kleiner raam ernaast met een beeltenis van het Lam Gods is geplaatst in een soort kunstig gebeeldhouwde draaikolk waardoor het een bijzonder diepte-effect krijgt. Maar u kunt ook de trap op en over de galerij halverwege lopen, waar van alles te zien is en vanwaar u weer een andere blik krijgt op het schip en, vanuit de koningsloge, op het altaar.

Tegelijk is de kerk ook een heleboel niet.

Het is bijvoorbeeld niet de kerk waar koning Matthias is gekroond, hoewel dat wel vaak wordt gezegd. Er werd wel een dienst gehouden om zijn aanvaarding van het koningschap te vieren en ook zijn twee huwelijken werden hier ingezegend, maar de kroning zelf vond, zoals destijds gebruikelijk, plaats in de kroningsstad Székesfehérvár. De enige Hongaarse koning die er ooit gekroond is, was de allerlaatste, Charles IV von Habsburg in 1916.
De kerk is ook niet een eeuwenoud Hongaars nationaal symbool, sterker nog, het was eigenlijk altijd vooral een “Duitse” kerk. Want toen koning Béla IV na de verwoesting van Hongarije door de Tataren in 1231 de burchtheuvel liet bebouwen, kwamen er vooral Duitse immigranten te wonen die hier in 1258 hun gotische kerk bouwden. Het grondplan daarvan is nog steeds de kern van de huidige kerk. Onder de Ottomanen was de kerk anderhalve eeuw lang de hoofdmoskee van Boeda en daarna onder de Habsburgers was het weer een “Duitse” kerk want er woonden op de burchtheuvel vooral Duitse burgers, kooplieden, winkeliers en handwerkslui. Hij heette dan ook helemaal niet de Mathiaskerk maar de Onze Lieve Vrouwe Kerk (officieel is dat nog steeds de naam).
Tenslotte is de kerk zoals hij nu is ook helemaal niet oud, maar gebouwd tussen 1875 en 1896. De kerk die er daarvoor stond, was in de loop der eeuwen vele malen verwoest, herbouwd, verbouwd en uitgebreid en het eindresultaat was een lelijk allegaartje. Dus kreeg architect Frigyes Schulek de opdracht het godshuis “terug brengen” in zijn gotische staat van weleer. Hij ging daarbij uit van het oude grondplan, maar brak heel veel aanbouwsels en muren af en verving ook verder bijna alles. Er kwamen een totaal nieuwe voorgevel, een nieuwe kleine toren (links, met kleurige spits), een nieuwe torenspits op de bestaande toren, neogotische zijgebouwen en kapellen, een nieuwe zijingang aan de zuidzijde, een nieuwe crypte, allemaal nieuwe ramen, beelden, balkons en versierselen. Ook het Zsolnay dak is nieuw, evenals alle schilderingen binnen, al zijn die wel “geïnspireerd op” fragmenten van oud pleisterwerk die waren gevonden. De enige echte oude gotisch elementen zijn grofweg de eerste drie verdiepingen van de grote toren. In feite is de Mathiaskerk dus Schulek’s geromantiseerd visie van hoe de gotische kerk er destijds uitgezien zou kunnen hebben.
Maar hij is er niet minder het bezoeken waard om.

8 November 2013

Een gerestaureerde parel: de Liszt Ferenc Academie

Repetitie van het Budapest Festival Orkest
Boedapest is sinds deze maand weer een concertzaal rijker: de Liszt Ferenc Muziekacademie. Twee zalen zelfs, want bij de restauratie van de afgelopen jaren is ook de kleine zaal, die decennialang niet gebruikt werd behalve om instrumenten en dergelijke op te slaan, in oude glorie hersteld. En wat een glorie! De buitenkant is al indrukwekkend, hoewel een wat wonderlijke ratjetoe van stijlen. De binnenkant is een van de hoogtepunten van de Hongaarse secessie (jugendstil). Dat, en de perfecte akoestiek, maken een bezoek aan het gebouw absoluut de moeite waard.
De Muziekacademie is het belangrijkste conservatorium van Hongarije. Het is genoemd naar zijn oprichter, Frans Liszt, wiens beeld ook boven de ingang prijkt. Het instituut stamt uit 1875 en het was eerst in Liszts woonhuis gevestigd. Vervolgens verhuisde het naar een gebouw aan de Andrássy út, maar dat werd al snel te klein. Begin 20ste eeuw werd besloten tot de bouw van een nieuwe academie aan het huidige Liszt Ferencplein.
Hoewel de academie een onderwijsinstituut is en leerlingen ook af en toe optreden, is de concertzaal vooral een podium voor Hongaarse en internationale musici en orkesten. In het verleden was het de belangrijkste concertzaal van het land, maar in toekomst zal de zaal moeten concurreren met het moderne, maar ook kwalitatief hoogstaande Paleis der Kunsten dat in 2005 zijn deuren opende. Boedapest heeft daarmee twee concertzalen van internationale allure.
De muziekacademie wil de lat hoog leggen. De zaal wil zich qua programmering gaan meten met concertzalen van wereldfaam als Royal Albert Hal, Het New York Metropolitan, het Weense Musikverein en het Amsterdamse Concertgebouw. Maar hoewel de schitterende aankleding van het gebouw en de akoestiek zeker van wereldniveau zijn, is de grote vraag of de Hongaren de financiële draagkracht hebben om dat waar te maken.
Uiteraard is het Budapest Festival Orkest, een orkest van onbetwiste wereldklasse, regelmatig gast in de zaal, maar een deel van de (inmiddels uitverkochte) internationale topconcerten in de openingsmaanden is alleen mogelijk omdat de betrokken musici bereid zijn genoegen te nemen met een lagere gage dan normaal. Maar hoe dan ook, ook bij iets mindere goden is een concert er zeker de moeite waard.

22 October 2013

Musea gratis op nationale feestdagen

Ámos Imre, dromende rabbi
Winkels in Hongarije zijn op nationale feestdagen, dat wil zeggen op 15 maart, 20 augustus en 23 oktober, gesloten, op een enkele kleine buurtwinkel na. Maar de meeste musea zijn open, sterker nog, museumbezoek is die dagen zelfs gratis. Dat geldt althans voor de vaste tentoonstellingen, voor tijdelijke exposities moet in sommige (maar niet alle) gevallen worden bijbetaald.
De regeling bestaat al sinds 2004, maar is zelfs onder Hongaren niet bijster bekend. Maar het is natuurlijk een prachtige gelegenheid om musea te bezoeken die je anders vanwege de prijs misschien overslaat. Dat geldt bijvoorbeeld voor het redelijk prijzige Terrorhaza, het Huis van Terreur, dat aandacht besteedt aan de slachtoffers van het communisme.
Maar ook voor de zeer interessante tijdelijke tentoonstelling over impressionisme in de Nationale Galerie, die op 23 oktober gratis te bezichtigen is. Ook de nieuwe dubbele tentoonstelling over Chagall en de Joods-Hongaarse schilder Imre Ámos, wiens stijl aan Chagall doet denken, is gratis die dag.
Goed nieuws voor wie het die dag niet haalt, of geen zin heeft in de drukte van een gratis dag: de impressionisten-tentoonstelling, die oorspronkelijk tot 13 oktober zou lopen, is verlengd tot 24 november. Kaartjes zijn ook online te koop, via de website jegymester. De Chagal-tentoonstelling is tot 5 januari te bezichtigen. Tegen betaling, uiteraard. Maar ze zijn de moeite waard.
Wie op een nationale feestdag een museumbezoek plant, doet er trouwens wel verstandig aan om even op de website van het betreffende museum naar de openingstijden te kijken, want sommige musea zijn die dag juist gesloten. Zo is het Museum voor Schone Kunsten dit jaar niet alleen de 23ste, maar ook de 25ste oktober dicht.

9 October 2013

Van het vliegveld naar de stad, deel 2

Wie naar Boedapest vliegt en daar het openbaar vervoer wil gebruiken, krijgt het in toekomst bij aankomst een stuk makkelijker. Afgelopen zomer had het Boedapester openbaar vervoer bedrijf BKK (of BKV, zoals ook nog wel op bussen staat) als proef een kantoortje op het vliegveld geopend, waar reizigers al bij aankomst informatie én dag- driedaagse en weekkaarten konden krijgen. Dat is zo goed bevallen, dat besloten is in beide aankomsthallen servicebalies te openen.
De servicebalie in terminal 2B is inmiddels al geopend, maar in 2A, waar momenteel nog wordt verbouwd, is op dit moment nog slechts een klein provisorisch stalletje. De vaste balie daar moet begin 2014 openen, maar waar die precies komt, moet nog worden bepaald. De balie in terminal B is open tussen 6:35 's ochtends en 22:15 's avonds. De tijdelijke balie in A is iets korter open, van 8:45 tot 20:20. Behalve kaartjes en abonnementen verstrekken de servicebalies ook informatie over het openbaar vervoer en toerisme in de hoofdstad, in Hongaars zowel als Engels.
Zoals de BKK zelf constateert, is de opening van de servicebalies hoogste tijd, want weliswaar kun je met de stadsbus makkelijk naar het vliegveld komen, maar tot nu toe was er voor reizigers op het vliegveld zelf geen enkele informatie over het openbaar vervoer te vinden, laat staan dat je er goedkope dagkaarten kon kopen.
De nieuwe balies zijn onderdeel van een netwerk van BKK-informatiebalies die in het komende jaar ook elders in de stad geopend zullen worden. Bovendien moeten er moderne verkoopmachines komen, die het reizigers mogelijk maken 24 uur per dag kaartjes en abonnementen te kopen, in het Hongaars en het Engels.


Een kijkje bij een achttiende eeuwse burgerfamilie

Muurschildering in De la Motte-paleis
Decennia lang zaten de barokke muurschilderingen van het De la Motte/Beer Paleis op de burchtheuvel in Boeda verborgen achter vele lagen muurkalk. In de onderste verdieping van het gebouw zat een postkantoor, boven waren kantoren gevestigd.  Maar deze zomer werd het in 1760 gebouwde stadspaleisje voor publiek opengesteld. Paleis is eigenlijk een wat grote term, het gaat meer om een royale burgermanswoning, en je krijgt er een zeldzame inkijk in het leven van de gegoede burgerij uit die tijd.
Vrijwel alle kamers op de bovenverdieping zijn behouden gebleven, wat een klein wonder mag heten. Boedapest, en met name de burchtheuvel, waren aan het einde van de Tweede Wereldoorlog toneel van een van de zwaarste veldslagen uit de Tweede Wereldoorlog. Duitse troepen, die zich op de burcht hadden verschanst, leverden zes weken lang slag tegen het Rode leger dat aan de overkant aan de Donau stond en later in een tangbeweging om de burcht heen trok.
Toen de Duitsers zich eenmaal hadden overgegeven, was er van de burcht niet veel meer over, en wat bezoekers nu zien, is grotendeels opnieuw opgebouwd. Maar het De la Motte Paleis kreeg slechts één treffer. De schade daarvan is nog zichtbaar in de eerste kamer die je als bezoeker betreedt. Maar de rest van de muren overleefde de oorlog onbeschadigd.
Het gebouw werd oorspronkelijk gebouwd voor de Franse De la Motte familie, maar kwam later in handen van de apothekersfamilie Beer, die lange tijd een apotheek op de begane grond had. In een stijl die typisch is voor veel oudere huizen in Boedapest lopen alle kamer en suite in elkaar over, zodat je ook makkelijk grotere ontvangsten kon organiseren.
De inrichting heeft de oorlog niet overleefd, maar de meubels die er staan, zijn wel uit de tijd zelf. Heel fraai zijn de kamer-wc's on draagbare, afsluitbare dozen. De sanitaire voorzieningen van de woning waren beperkt: in de gereconstrueerde keuken staat ook de waskuip waar de hele familie één keer per week inging. Het water werd op het fornuis verwarmd en in de kuip gegoten. De heer des huizes mocht eerst, en daarna volgden alle anderen, in hetzelfde water, uiteraard.

Het De la Motte-paleis, Disz tér 15, is dagelijks (ook op maandag) geopend van 11 tot 19 uur. Toegang is 800 forint, familie (twee ouders met twee kinderen) betalen 1600 forint.

Voor meer informatie over de geschiedenis en de achtergronden van de burchtheuvel, lees 'Boedapest, een Verhalende Reisgids' van journaliste Runa Hellinga.

21 September 2013

Het hart van de sultan

Het graf met het hart van de Ottomaanse sultan Süleyman de Prachtlievende is nog niet gevonden, maar het lijkt nu wel zeker dat bij het stadje Szigetvár in Zuid Hongarije de restanten liggen van een oud en tot nu toe onbekend Turks stadje dat rond dat graf van Süleyman verrees.

Zrinski en Süleyman
Szigetvár is beroemd vanwege de belegering die daar plaats vond in 1566, waarbij 2.500 Kroatische en Hongaarse troepen onder bevel van de Kroatische edelman Nikola Zrinski (Zrinyi Miklos) het 33 dagen wisten uit te houden tegen 80.000 Ottomaanse troepen van Süleyman. Twee dagen voordat de Turken het fort van Szigetvár eindelijk innamen, stierf de sultan een natuurlijke dood in zijn legerkamp even verderop. Zijn lichaam werd overgebracht naar Istanboel, maar volgens tal van verhalen is zijn hart daar bij Szigetvár begraven, al is de precieze plek al eeuwen zoek.

Maar bij recent onderzoek in Turkse archieven zijn documenten gevonden over het stadje Turbék dat na 1566 rond de graftombe verrees: een moskee, een derwish-klooster, een kazerne en andere gebouwen. Grondmetingen tonen aan dat er nog tal van restanten liggen van het stadje, dat werd verwoest in 1680 toen de Habsburgers Hongarije heroverden op de Turken. Bij eerste opgravingen in wat nu wijngaarden zijn, zijn ook keramiek en zilveren voorwerpen uit die periode gevonden. Het lijkt dus slechts een kwestie van tijd totdat alles wordt blootgelegd en uiteindelijk ook toegankelijk gemaakt voor toeristen. Want de Turkse autoriteiten hechten groot belang aan het onderzoek in Szigetvár en hebben er al veel geld in gestoken.

Tot het zover is, zullen bezoekers het nog moeten doen met wat er nu is. Hoofdattractie is de imposante oude vesting met daarin het (19e-eeuwse) Andrássy Kasteel en de Sultan Süleyman Moskee. Even ten noorden van de stad, vlakbij het dorpje Sulimán, ligt het in 1994 geopende Turks-Hongaarse vriendschapspark op de plek waar sultan Süleyman’s legerkamp lag.

Meer informatie over Szigetvár en Süleyman in het boek “Hongarije, meer dan een reisgids,” nu als e-boek en als paperback (zie advertentie elders op deze pagina).

6 September 2013

Wisselen en andere geldzaken

Hongaarse forint: rekenen met veel nullen
Hongarije is geen euroland, en het zal nog wel een tijdje duren voor het land tot de euro toetreedt. Dat betekent dat je er, heel ouderwets, geld moet wisselen. De Hongaarse munt heet de forint en die forint is niet zo heel veel waard, zodat je al snel met enorme getallen loopt te goochelen. Wie een deel van zijn vakantie moet besteden aan het terugrekenen van bedragen als 21000 forint naar 70 euro, realiseert zich in ieder geval één van de grote voordelen van een gezamenlijke munt. Gelukkig heb je tegenwoordig overal wel een appje voor, dus ook voor het omrekenen van valuta.
Het heeft geen enkele zin om voor vertrek in Nederland of België al forinten op te nemen. Niet alleen krijg je dan een hele slechte koers, maar bij aankomst in Hongarije kom je snel genoeg aan geld. Zowel op het vliegveld als in treinstations staan geldautomaten waar je met je pinpas terecht kunt. Pas er overigens ook voor op om bij aankomst contant geld te wisselen op het vliegveld of bij wisselkantoren op stations. De wisselkoers die je daar krijgt, is meer dan schandalig. Terwijl je bijvoorbeeld nu 290 forint voor een euro hoort te krijgen, geven ze er daar maar 230 of 250 forint voor. Dan wordt Hongarije plots een duur land.
Een gewone pinpas met het maestro-logo is vrijwel overal bruikbaar: uiteraard bij bankautomaten, maar ook de meeste winkels, in restaurants en tegenwoordig ook in taxi's. De koers van pinpastransacties is heel redelijk. Wie contant geld opneemt, moet er wel rekening mee houden dat de Nederlandse bank daar in sommige gevallen een toeslag voor rekent, omdat Hongarije geen euroland is. Dat is een vast bedrag: grote bedragen contant opnemen is daarom voordeliger dan kleine.
Wie, bijvoorbeeld om die reden, toch liever euro's wisselt, kan daarvoor uiteraard bij een bank terecht. Maar dat is niet de meest gunstige optie. Meestal moet je wachten, en de koersen zijn vaak niet echt gunstig. Voordeliger ben je vaak uit bij een van de vele wisselkantoortjes in de stad. Voor je daar binnenstapt, moet je wel weten wat de dagkoers van de forint is, want zoals de ervaring op het vliegveld leert: ze zijn niet allemaal even betrouwbaar. Met name de Interchange-kantoortjes hebben een slechte reputatie. Ook hotels bieden overigens wisselmogelijkheden en soms tegen verrassend goede koersen. Ook daar geldt: zorg dat je de dagkoers kent. Daar is die app weer handig voor.
Steeds vaker zie je in de stad weer wisselaars op straat opduiken. Onder en direct na het communisme waren zulke illegale wisselaars een normaal verschijnsel (tijdens het communisme in het geniep, overigens), want de officiële koers die in die dagen werd gehanteerd, had weinig te maken met de werkelijke waarde van de de Hongaarse munt. Begin jaren negentig waren het, net als nu trouwens, vaak Arabieren die op straat klanten wierven. Destijds kon het tientallen procenten schelen of je op straat of officieel wisselde, en dat maakte het de moeite waard het risico te nemen. Maar vandaag de dag er is geen enkele reden om met een straatwisselaar in zee te gaan. Mocht die een absurd aantrekkelijke koers noemen, dan is dat alleen maar reden tot veel wantrouwen.
In een groeiend aantal winkels kun je tegenwoordig behalve met forinten ook met euro's afrekenen. Het is een service aan toeristen, maar in sommige zaken een service waar je stevig voor moet betalen. Ook hier geldt: zorg dat je de gangbare koers weet voor je in euro's betaalt. Een plaats waar je je euro's beter in je zak kunt houden, is bijvoorbeeld de bij toeristen razend populaire banketbakkerij Gerbeaud. Daar ben je al snel 10 tot 15 procent duurder uit met euro's dan met forinten. Omgekeerd kun je in de belastingvrije winkels op het vliegveld het beste wel met euro's betalen.
Wie alleen zijn bankpas meeneemt en om één of andere reden toch echte euro's nodig heeft: in het centrum van Boedapest, op de Déak Ferenc utca 7, is een OTP-bank die naast geldautomaten met forinten ook een geldautomaat heeft staan waar je euro's kunt trekken.

2 September 2013

Vaste taxitarieven

Met ingang van 1 september gelden er in Boedapest en dus ook vanaf het vliegveld vaste taxitarieven. Als de meter aangezet wordt, verschijnt er een basistarief van 450 forint (Eur 1,55). Voor elke gereden kilometer komt daar 280 forint (Eur 0,97) bij en voor elke minuut wachten mag de chauffeur 70 forint (Euro 0,24) rekenen. Alle taxi’s en taxibedrijven in de hoofdstad dienen zich hieraan te houden. Kortingsregelingen, maar ook speciale (duurdere) metertarieven voor het weekeinde of de nacht of de aanzienlijk duurdere "hoteltaxi's" die bij veel grote hotels stonden, zijn niet meer toegestaan.

De bedoeling van het nieuwe systeem is onder meer om de prijs van een taxi meer inzichtelijk te maken voor de klant en zo bedrog tegen te gaan. Een rit van het vliegveld naar het centrum moet vanaf nu niet meer dan 5000-6000 forint (17 a 20 euro) kosten. Tenzij de chauffeur natuurlijk een vreemde omweg maakt, dat blijft zeker bij passagiers die de stad niet kennen altijd mogelijk. Het oude taxisysteem dat op het vliegveld van Boedapest de afgelopen jaren van kracht was en waarbij er vaste tarieven waren voor diverse zones in de stad, is bij deze afgeschaft. Volgens dat systeem betaalde je voor een rit naar het centrum ongeveer 5000 forint en dat wordt nu dus als het goed is niet zo heel veel meer.

Alle taxi’s in Boedapest moeten ook, net als in New York, geel worden (met zwarte letters en strepen). Maar voorlopig geldt dat alleen voor nieuwe wagens, bestaande vergunninghouders hebben nog tot maximaal 1 september 2014 om hun wagen in de nieuwe lak te zetten (of met een gele plastic folie te beplakken). Dus voorlopig zullen er waarschijnlijk nog flink wat niet-gele taxi’s rondrijden.

Er worden ook nieuwe minimumeisen aan de kwaliteit van de taxi’s gesteld. Zo moet elke taxi in de hoofdstad een airconditioning hebben en betaling met een bankpas kunnen verwerken. Ook mogen de wagens niet ouder dan tien jaar zijn. Maar ook voor deze eisen geldt voor “lopende” vergunningen een overgangsperiode, zodat u voorlopig nog een fikse kans maakt in een van de bijna 2500 oudjes – bijna de helft van het totale aantal taxi’s in de hoofdstad – terecht te komen. ,

27 July 2013

Pécs 2: een buitengewoon centrum

Het centrum van de stad Pécs is niet alleen buitengewoon gezellig, met een veelheid aan mooie pleinen omringt door prachtige gebouwen, en gezellige straten met winkels, cafés en restaurants (en dus ook heel veel terrasjes), maar u vindt hier ook twee buitengewone topattracties. Het Cella Septichora is het restant van een vroegchristelijke begraafplaats uit de 4e eeuw. Er vlak naast ligt het Csontváry museum, gewijd aan de internationaal meest vermaarde van de Hongaarse 20e-eeuwse schilders.

In de Cella Septichora loopt u door, langs en over oudchristelijke graven en grafkelders grofweg uit de tijd kort nadat keizer Constantijn de Grote het christendom invoerde als staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk Pécs heette toen Sopianae. Te zien zijn ook de fundamenten van een kapel, oude marmeren kisten en reeksen prachtige fresco’s met christelijke figuren en symbolen (o.a. Adam en Eva bij de appelboom met de slang). Het geheel is verspreid over een paar locaties: de grootste opgraving is het met glas overdekte bezoekerscentrum vlak bij de kathedraal en in de Apáczai straat vlakbij zijn nog een paar kleinere (maar ook mooie) opgravingen. Alles is toegankelijk met één en hetzelfde kaartje dat bij het Bezoekerscentrum te koop is.

Even verderop in de Janos Pannoniusstraat vindt u op no.11 het Tivadar Csontváry museum. Het is het enige museum in heel Hongarije met een collectie van deze buitengewone schilder (1853-1919) over wie Picasso toen hij voor het eerst werk van hem zag, gezegd zou hebben: “Ik wist niet dat er deze eeuw naast mij nog een andere grote meester leefde.” Een architect uit Boedapest op zoek naar een woning kwam bij toeval net na het overlijden van de toen nog onbekende Csontváry in diens appartement een grote stapel van zijn werken tegen en kocht ze direct op. Maar pas na de Tweede Wereldoorlog kreeg Csontváry’s werk algemene erkenning, eerst internationaal dankzij tentoonstellingen in Parijs en Brussel in 1949 en pas in de jaren zeventig ook in Hongarije. In het museum vindt u zijn levensverhaal en een aantal van zijn belangrijkste werken: grote, zeer expressieve en kleurrijke schilderijen, onder andere zijn bekende gezicht op de brug van Mostar.

Daarnaast heeft Pécs nog heel veel meer te bieden: het hoofdplein met de Moskee van Pasha Kaseem Gazi, het Domplein met de kathedraal, het museumstraatje met o.a.het museum van Vasarely, de vader van de Opart, veel jugendstil gebouwen en Zsolnai porselein, een tweede moskee uit de 16e eeuw met minaret (Rákóczi ut 2) enz. enz. Het houdt gewoon niet op en samen met het Zsolnay Kwartier (zie de blog van 29 april j.l.) is deze stad dubbeldik het bezoeken waard.

Meer informatie over Pécs en zijn geschiedenis (van Sopianae via Quinque Basilica en Fünfkirchen naar nu) vindt u in “Hongarije, meer dan een reisgids,” nu als e-boek en als paperback te verkrijgen (zie advertentie elders op deze pagina).

12 July 2013

Een extra dimensie

Pissarro, Monet, Degas, Renoir, Cézanne, Gauguin en Van Gogh, ze hangen er nu allemaal in de Nationale Galerie, het grote museum in het paleis op de burchtheuvel. Maar ook, op de wanden er tegenover, de schilderijen van hun Hongaarse tijdgenoten zoals Szinyei Merse, Ferenczy, Vaszary, Fényes, Mednyánszky en natuurlijk Rippl-Rónai. Het levert een fantastische tentoonstelling op, met parallellen, overlappingen en contrasten en een indrukwekkend overzicht van de geschiedenis van impressionisme en postimpressionisme in een tijd dat Hongarije volop en graag deel was van de Europese kunstwereld.


Het is niet het Musée d’Orsay in Parijs waar je zeker een uur in de rij moet staan om binnen te komen en over de hoofden kunt lopen, maar het moet lang geleden zijn dat de Nationale Galerie zoveel publiek voor een tentoonstelling trok. Al is er gelukkig nog meer dan genoeg ruimte om op je gemak elk schilderij van dichtbij en van afstand te bekijken en op je in te laten werken, teksten te lezen (jawel, ook allemaal in het Engels) en ter vergelijking nog even terug te lopen naar deze of gene schilder of schilderij.

Het is ook geen magere tentoonstelling, zo’n overgehypte event waar uiteindelijk eigenlijk maar een paar echt interessante werken blijken te hangen en je het na een half uurtje wel weer hebt gehad. Nee, zes zalen boordevol met werken van heel veel hele grote kunstenaars uit de 19e en begin 20e eeuw. En het mogen dan niet de allergrootste en allerbekendste schilderijen zijn – wel drie stukken van Van Gogh bijvoorbeeld maar geen zonnebloemen of zicht op Arles – maar door al die werken zo samen te zien, krijgen ze een extra dimensie en wordt het één samenhangend en boeiend verhaal.

Ook de uitvoerige uitleg per zaal en periode maar ook per schilderij – draagt daartoe bij: hoe het impressionisme aan zijn naam kwam (een misprijzend bedoelde opmerking die tot geuzennaam werd), wat de postimpressionisten wilden, hoe Hongaarse kunstenaars erin verzeild raakten en hoe de diverse kunstenaarskolonies in Szolnok, Nagybánya (Satu Mare) en Gödöllö ontstonden.

De tentoonstelling is een samenwerking van het Israëlische Museum in Jeruzalem, de Hongaarse Nationale Galerie en het Museum voor Schone Kunsten aan het Heldenplein in Boedapest. Entree kost 1500 forint (5,50 euro) voor een volwassenen en de tentoonstelling loopt tot 13 oktober.

28 June 2013

Hongaarse kunstenaars: Ferenczy en de kunstenaarskolonie in Szentendre

Szentendre heeft nu eindelijk zijn museum waarin recht wordt gedaan aan diegenen die het mooie Servische dorpje aan de Donau net boven Boedapest ooit op de kaart hebben gezet: de diverse schilders en beeldhouwers die zich hier in de afgelopen 120 jaar vestigden en het maakten tot het kunstenaarsdorp dat het nu nog is. Werk van diverse schilders en stromingen, te beginnen met de vader van het Hongaarse impressionisme Károly Ferenczy, zijn te zien in het geheel vernieuwde Ferenczy museum dat afgelopen week werd geopend.

Het is geen heel groot museum geworden waar je uren kunt dwalen, maar daar hebben de meeste mensen bij “een dagje Szentendre” waarschijnlijk ook geen behoefte aan. In drie afdelingen biedt het in beeld en tekst (ook in het Engels) een beknopt overzicht van de artistieke ontwikkelingen in het plaatsje. Dat begint met werk van Ferenczy, die hier tussen 1889 en 1892 woonde en werkte. Ferenczy geldt ook als de stichter van de moderne Hongaarse schilderkunst en was een van de oprichters van de kunstenaarskolonie in Nagybánya, nu Satu Mare in Roemenië).
Nadat Nagybánya in 1920 volgens het verdrag van Trianon bij Roemenië was gevoegd, vestigden een aantal schilders van de kolonie zich in 1926 in Szentendre (o.a. omdat Ferenczy er gewoond had en omdat het een beetje aan Nagybánya deed denken) en begonnen er een nieuwe kunstenaarskolonie. Het was het begin van Szentendre als kunstenaarsdorp waar zich vervolgens steeds weer nieuwe generaties vestigden. Werk van “de acht oprichters” is te zien in een tweede zaal van het museum, terwijl in een derde ruimte werk wordt tentoongesteld van kunstenaars uit Szentendre van de tweede helft van de 20e eeuw.
Het museum is nog niet helemaal af, er komen bijvoorbeeld nog een beeldentuin, een lapidarium en een koffiebar bij, en er zijn nog wat kinderziektes (dingen die niet goed zijn opgehangen, kleine foutjes in de Engelse vertaling e.d.) maar het zou eind van het jaar helemaal klaar moeten zijn. Het museum is gevestigd aan de Kossuth Lajos ut, 100 m. voorbij de brug met de Dumtsja Jenö ut waar het Számos Marsepein museum zit. Het is even zoeken, want er zijn nog geen borden die naar het museum verwijzen, maar dat geldt ook voor de al in 2012 geheel gerenoveerde Kunst Molen (Müvészeti Malom) aan de Bogdányi u. 32, waar o.a. tentoonstellingen van hedendaagse kunstenaars uit Szentendre te zien zijn.
Natuurlijk is Szentendre daarnaast ook nog het toeristische stadje dat het de afgelopen decennia al was: mooie kronkelige straatje en kleine pleintjes, Servisch orthodoxe kerkjes, het uitzicht op de Donau (verbeterd nu de oude dijk is afgebroken), veel galeries, cafés en restaurants, en natuurlijk de onvermijdelijke maar inmiddels ontelbare winkeltjes met souvenirs en folkloristisch spulletjes.

Meer weten over Szentendre of Hongarije?
Koop "Hongarije, meer dan een reisgids" als e-boek of paperback. Verkrijgbaar bij onszelf  (zie advertentie rechtsboven) of via Amazon Duitsland waar u ook een voorproefje op het boek kunt krijgen.

13 June 2013

22 juni: Nationale Museumnacht

Geen museum, toch open op de Museumnacht
Dit jaar voor de elfde keer organiseert Hongarije in het weekend van de langste dag de nationale Museumnacht. Musea, en niet alleen musea, in het hele land doen mee aan het evenement. Ook bibliotheken, universiteiten, het observatorium, wijnkelders en zelfs een enkel zwembad zijn die avond open voor bezichtiging.
Uiteraard kun je de vaste en wisselende tentoonstellingen bezoeken, maar daarnaast organiseren veel musea speciale voorstellingen of rondleidingen. Zo heeft het Ferenc Hopp museum, gespecialiseerd in Aziatische Kunst, in samenwerking met de Indiase ambassade een avond met Indiase dans en zang en Indiase hapjes. Het Zelnik Goudmuseum aan de overkant heeft een middag en avond met Indonesische dansen, maar ook een mogelijkheid om de kostbare gouden voorwerpen zelf ter hand te nemen.
Het Museum voor Schone Kunsten organiseert diverse programma's, waaronder rondleidingen in het Engels. Ook het Circus in het stadspark staat op het programma, met een doorlopend programma van circusacts. Verder is het Rudas Bad die avond te bezichtigen voor bezoekers, en vanaf 22 uur is het bad open voor nachtelijke zwemmers.
Voor 1500 forint, pakweg 5,5 euro (en 600 forint voor kinderen) kun je - in veel gevallen al vanaf de middag - tot middernacht of later tot pakweg 100 grote, kleine en piepkleine musea en andere deelnemende instellingen in Boedapest in. In die prijs zijn ook eventuele speciale activiteiten inbegrepen, én het openbaar vervoer in de stad. Bovendien rijdt er die avond een speciale museumbus. Elders in Hongarije is de toegang afhankelijk van de normale toegangsprijs van de lokale musea.
Meer informatie is te vinden op de Engelstalige website van de museumnacht. De website geeft een volledig overzicht van alle deelnemende musea, niet alleen in Boedapest, maar ook elders in het land, en van de programma's in die musea. Die programma's zijn overigens niet altijd vertaald. Het is mogelijk om via de website een eigen persoonlijk programma samen te stellen, zodat je die avond niet meer hoeft te puzzelen.

23 May 2013

Hongarije reisboek nu ook als paperback

“Hongarije meer dan een reisboek,” van Henk Hirs is nu ook op papier uit. Het kan besteld worden via www.amazon.com of rechtstreeks via “Boedapest op Maat” en kost 15 Euro plus portokosten.

Het boek kreeg niet voor niets de ondertitel 'meer dan een reisgids' mee. Het staat niet alleen vol met handzame beschrijvingen van toeristische attracties en praktische tips, maar ook met reportages en achtergrondverhalen over de geschiedenis, de cultuur en het dagelijkse leven. Wie van een reis meer verwacht dan een reeks excursies, maar ook echt wat over het land zelf wil leren, is bij dit boek aan het goede adres. Het behandelt Boedapest, het Balatonmeer, barokke Donausteden en wondertjes van jugendstil op de poesta, maar ook de schrijver Sándor Márai, de situatie van de zigeuners, Trianon en de Hongaarse sinaasappel. Het boek maakt bovendien uitstapjes naar bezienswaardige steden net over de grens zoals Subotica, Oradea, Kosice, Bratislava en Eisenstadt. Wandelroutes in iedere stad leiden de lezer langs de belangrijkste attracties. De gedrukte editie, gebaseerd op het e-boek van 2013, is voorzien van kaarten, foto's en een uitgebreid register.

21 May 2013

De joodse wijk: echt een bezoek waard

Restant gettomuur
De dame bij de ingang kijkt wat bezorgd naar mijn blote armen. Buiten mag het inmiddels lekker weer zijn, in de orthodoxe synagoge in het hart van de joodse wijk van Boedapest hangt de winterkou nog. De man in ons gezelschap krijgt een keppeltje uit de doos bij de voordeur. Die maatregel is overbodig bij de enige andere bezoekers: een drietal orthodox- joodse toeristen in knielange, zijden jassen, breedgerande zwarte hoeden en met lange oorlokken langs de slapen.
Met grote stappen banjeren ze door het gebouw, luid Jiddisch pratend. Een van hen sprint de treden op naar de kast waar de Thora wordt opgeborgen, en terwijl hij – met de nodige eerbied, dat wel - het versierde roodfluwelen gordijn een stukje oplicht, neemt een van de anderen een foto met zijn mobiel. Dan sprint nummer twee naar boven en poseert, dan nummer drie. Het fraaie art deco interieur van de synagoge en onze medebezoekers wedijveren om onze aandacht.
De orthodoxe synagoge is sinds de renovatie enkele jaren geleden open voor toeristen, maar slechts een enkeling heeft de weg erheen weten te vinden. Tien minuten verderop, bij de Grote Synagoge in de Dohany straat, staan bezoekers in de rij en gonst het binnen van de stemmen van de talloze gidsen. Maar hier zijn we vrijwel alleen. En dat, terwijl de orthodoxe synagoge met zijn versierde bakstenen façade zeker net zo interessant is als de Grote Synagoge. Minder overdadig misschien, maar een stuk intiemer.
De synagoge is het hart van een gebouwencomplex met tal van instellingen voor de kleine, maar groeiende orthodoxe gemeenschap in Boedapest. Er is een slager, een kruidenier, een school en Hannah, het oudste koosjere restaurant van Boedapest. Voor echt Hongaars-joods eten ben je bij Hannah aan het meest authentieke adres, als je de soms zeer knorrige bediening erbij op de koop toeneemt. Misschien, denken we, zijn ze aardiger tegen orthodoxe gasten.
In de nabije omgeving zijn meer koosjere restaurants en winkels, de koosjere banketbakkerij Fröhlich, het enige rituele bad in de stad en het Kings Hotel, waar orthodoxe joden terecht kunnen. Zulke voorzieningen maken Boedapest onder orthodox gelovigen tot een geliefde vakantiebestemming.
Maar ook als ze niet echt joods zijn, eren veel restaurants en cafés het imago van de wijk. Spinoza Ház, een restaurant met eigen theater, biedt iedere vrijdag joodse klezmermuziek. De swingende voorstelling duurt ruim een uur en is zeker de moeite waard, al zit je het kleine theatertje behoorlijk opgepropt.
Andere restaurants bieden typisch joods eten, zoals het sabbatsgerecht sholet, een bonenschotel die van vrijdag op zaterdag op een zacht pitje pruttelt, zodat gelovige joden zaterdag bij de lunch – in Hongarije de hoofdmaaltijd - warm kunnen eten zonder door koken het verbod op arbeid te schenden. De meest authentieke sholet vind je uiteraard bij Hannah, maar wie minder aan koosjer en meer aan gezelligheid hecht, kan beter naar de nabijgelegen Kőleves met zijn grote tuin gaan.
Met 80.000 tot 100.000 joodse inwoners heeft de Hongaarse hoofdstad de derde joodse gemeenschap van Europa. Traditioneel woonden veel joden in het zevende district. Maar wie in de ‘Joodse wijk’ het ene joodse winkeltje naast het andere verwacht, komt bedrogen uit. Dat is vermoedelijk de reden waarom een kennismaking met joods Boedapest veelal stopt bij de monumentale Grote Synagoge.
Een bezoek aan dat complex is ook voor ons een must. We doen het zonder gids. Het gebouw, uit het midden van de 19de eeuw, biedt plaats aan 3000 mensen. Alleen in New York staat een grotere. De rijke Moorse versiering getuigt van de welvaart van de Hongaarse joodse gemeenschap van Hongarije in die jaren. Dat is tegenwoordig anders. De recente, liefdevolle renovatie is te danken aan de steun van succesvolle nazaten van Hongaars-joodse emigranten, zoals de Amerikaanse filmacteur Tony Curtis.
Wie geïnteresseerd is in joodse rituele kunstobjecten, moet het museum niet overslaan. Als we de suppoost om informatie vragen over de belletjes aan veel voorwerpen, blijkt hij een uitstekende gratis audiogids in de aanbieding te hebben. Daarvan leren we dat de meeste voorwerpen door niet-joden zijn gemaakt, omdat joden uitgesloten waren van beroepen als zilversmid.
Rond de synagoge herinneren meerdere monumenten aan de maanden tussen maart 1944 en januari 1945, toen de wijk een getto was. 400.000 Hongaarse joden, vooral van het platteland, werden in die tijd naar Auschwitz gevoerd of later, toen de treinen niet meer reden, aan de oever van de Donau door Hongaarse pijlkruisers doodgeschoten. Het is aan de komst van het Rode Leger in januari 1945 te danken dan een behoorlijk aantal mensen in de hoofdstad overleefde. Dat maakt dat de wijk niet alleen geschiedenis is, maar het centrum van een bloeiende gemeenschap met eigen scholen, sociale en culturele instellingen en winkels.
Een paar straten van de synagoge, op de Kiraly utca 15, vind je een restant van die negen maanden dat de wijk getto was. Het achterste binnenhof wordt door een gerestaureerd stuk gettomuur in tweeën gedeeld. Een kaart laat zien hoe het bouwwerk overal dwars over binnenhoven liep, soms drie verdiepingen hoog om te voorkomen dat mensen over balkons ontsnapten.

13 May 2013

De baden van Boedapest: Gellért en Rácz


Het Gellért bad heeft nu ook twee prachtige jugendstil baden in het thermale gedeelte van het complex op alle dagen van de week voor iedereen open gesteld. Daarmee wordt een bezoek extra de moeite waard. En met een beetje geluk gaat later dit jaar ook het oude Rácz bad, dat al sinds 2010 geheel is gerenoveerd maar vanwege financiële problemen almaar dicht bleef, eind van de zomer eindelijk weer open.

Het Gellért bad is met nu minimaal 4900 Ft voor een dagkaartje op weekdagen en 5100 Ft in het weekeinde (kinderen aanzienlijk goedkoper) al heel lang het meest prijzige van alle kuurbaden. Natuurlijk, het is een prachtig jugendstil gebouw met fantastische decoraties, beelden en andere kleurige versieringen aan buiten- en binnenkant. De grootse entreehal aan de zijkant is op zich al een bezoek waard (toegang gratis) en ook het grote binnenbad met schuifdak en het buitenbad met golfslag installatie, warme poelen en ligweiden is zeer de moeite waard. Maar het was toch altijd zonde dat de twee mooiste baden met jugendstil versieringen doordeweeks slechts “alleen voor” vrouwen of mannen waren. De meeste buitenlandse bezoekers hebben het niet zo op dat gescheiden, want naakt, baden. Bovendien betekende het altijd dat je of het vrouwenbad of het mannenbad niet zag. Maar dat is dus voorbij; iedereen kan overal in en uiteraard is het daarnaast nog mogelijk apart massages, modderbehandelingen en wat al dies meer zij te krijgen (wel van tevoren reserveren, zie www.gellertbath.com/).
Het golfslagbad stamt uit 1927 en wordt al die tijd al door dezelfde machines - inmiddels industriële monumenten - aangedreven. Voordat de golven worden opgestart, worden de badgasten gewaarschuwd want de machines doen hun werk krachtiger dan sommigen lief is. Helaas zijn ze niet te bezichtigen (voor een filmpje zie www.youtube.com/watch?v=PhOlMICk4TI), evenmin als de bronnen waar het water van het bad uit komt en de tunnels die de Gellért bron verbinden met de twee andere baden in de buurt, het Rudás- en het Ráczbad.

Dat Rácz bad, een paar honderd meter verderop in het park aan de voet van de Gellért heuvel, zou dit jaar eindelijk weer open moeten gaan. Het is een prachtig oud Turks bad uit 1550 met eromheen een mooi badcomplex uit de 19e eeuw. Het is geheel gerenoveerd en ook gemoderniseerd. Maar toen het in 2010 af was, ging het bedrijf waar ook de gemeente Boedapest een aandeel in had failliet en ontstond er een conflict over de financiële afwikkeling. Het lijkt er nu op dat de gemeente het hele complex overneemt en dan kan het eindelijk open. En natuurlijk zijn er nog al die andere baden: de oude Turkse baden Rudás, Király en Császár, het barokke Széchenyibad in het Stadspark in Pest en de vele “gewone”zwembaden verspreid over de stad.

29 April 2013

Pécs 1: de Zsolnay cultuurwijk.

De Zsolnay cultuurwijk, gevestigd in de oude Zsolnay tegel- en porseleinfabriek aan de rand van het centrum van de stad Pécs, is misschien wel de nummer één toeristische attractie van Hongarije buiten Boedapest geworden. Wie houdt van mooie architectuur, interessante tentoonstellingen, speelgelegenheden voor de kinderen en aangename terrasjes met goede koffie en lekker eten en drinken, kan hier met gemak vele uren doorbrengen.

De 19e-eeuwse industriegebouwen en de rijke villa’s waar ooit de eigenaren woonden zijn tot en met de grote fabrieksschoorstenen en het torentje van de oude ijskelder aan toe opgeluisterd met prachtige kleurige jugendstil versieringen en beelden van Zsolnay porselein. Tegelijk zijn er bij de renovatie 21e-eeuwse gebouwen verrezen waarin moderne activiteiten zijn gevestigd, zoals een galerie voor moderne kunst, een klein wetenschapsmuseum met veel doe-dingen voor jongeren, een supermodern planetarium en diverse afdelingen van de faculteit der kunsten van de Universiteit van Pécs. Dat alles op een parkachtig terrein met bovendien een hele grote speelplaats voor kinderen. Het is een natuurlijk en levendig geheel geworden, waarbij oud en modern elkaar prima aanvullen. Wie wil zien hoe het geheel er voor de renovatie uitzag, kan even naar de fabriekswinkel om de hoek lopen, gelegen naast de poort van het nog werkende deel van de Zsolnay Porselein Fabriek. Dan komt u ook langs het unieke Zsolnay mausoleum waar Vilmos Zsolnay, de man die de fabriek tot bloei bracht, is bijgezet. Het is gebouwd in 1903 door zoon Miklos en ligt op een kleine heuvel naast de fabriek, inmiddels een beetje tegen een jaren zeventig flatwijkje aangeklemd. Maar al dat grauwe beton maakt de kleurige tegels en versieringen alleen maar mooier.

28 March 2013

Hongaars gebak, een zoet genoegen (ook voor diabetici)

Ik herinner me nog mijn verbazing, toen ik in 1990 midden in de winter een oude dame op de hoek van de straat genietend een ijsje zag eten. Hongaren zijn zoetekauwen. Op het platteland staan huisvrouwen iedere zaterdag ijverig te bakken voor de zondag, en een feest zonder speciaal gebak is eigenlijk niet denkbaar. In veel Boedapester jeugdherinneringen komt wel een oma voor die haar kleinkinderen op zondag op gebak bij Gerbeaud trakteert. Een bezoek aan een banketbakker - waar in Hongarije altijd een café aan verbonden is - hoort er dan ook eigenlijk echt bij als je naar Boedapest gaat. Ook diabetici hebben keuze genoeg.

Alexandra Bookcafé heeft heerlijke taartjes
Bekende klassiekers in de Hongaarse banketbakkerij zijn de Dobos torta, laagjes biscuitgebak afgewisseld met chocoladecrème met bovenop een knapperige laag harde caramel, en de Eszterhazy torta, opgebouwd uit laagjes vanillecreme en walnotengebak. Ook de Sachtertaart en de Schwarzwaldtaart (Fekete erdő torta) staan bij een klassieke banketbakker meestal op de kaart, net als appel-, kersen, walnoten- en maanzaadstrudel (rétes), die in Hongarije gemaakt worden met laagjes zeer dun uitgerold deeg dat sterke overeenkomsten heeft met het Griekse filodeeg.
Maar ook in Hongarije ondergaat de banketbakkerswereld een vernieuwing, en steeds vaker zie je prachtig opgebouwde gebakjes, gevuld met een frisse vruchtencrème en versierd met schilderijtjes van meerkleurige chocolade. Wie liever iets hartigs heeft, heeft de keuze uit allerlei soorten pogacsa, een soort klein, rond broodje dat je standaard wordt aangeboden bij iedere officiële gelegenheid en dat versgebakken ook een prima ontbijt of snack vormt. Oude pogacsa daarentegen zijn iets om met een grote boog omheen te lopen.
Je vind banketbakkers in iedere wijk. In armere wijken kun je voor nog geen halve euro makkelijk een stuk strudel of krémes, een soort tompoes, vinden. Niet onsmakelijk, maar wie echt lekker gebak wil, zal iets dieper in de buidel moeten tasten, hoewel een goed taartje echt geen kapitaal hoeft de kosten.
Eigenlijk kun je wat gebak betreft niet echt misgrijpen, je kunt hooguit te veel betalen. Dat geldt vooral voor de banketbakker waar het merendeel van de toeristen belandt: het eerder genoemde Gerbeaud op het Vörösmarty Plein in het centrum van de stad. Het is een van de oudste koffiehuizen en met zijn rijke negentiende eeuwse versiering ongetwijfeld de moeite van het bekijken waard. Maar Gerbeaud weet dat het tegenwoordig in iedere reisgids staat, en de prijzen zijn er dan ook naar. Hongaarse oma's gaan inmiddels met hun kleinkind ergens anders heen, de klandizie bestaat vrijwel uitsluitend uit buitenlanders. Een goed advies: loop er eens naar binnen, bekijk de vitrines met bonbons, glimlach vriendelijk bij vertrek en zoek daarna een andere plaats om gebak te eten.
Bijvoorbeeld Auguszt, op de Kossuth Lajos utca 14-16, een banketbakkerij die inmiddels sinds vijf generaties in de familie is. Auguszt, dat ook nog twee vestigingen in Boeda heeft, verkoopt klassiekers, maar ook moderne composities zoals gebak met sinaasappel-wasabicrème.
Even verderop, op het Ferenciek tere, zit het Centrál Kavéház, geen banketbakker in de eigenlijke zin, maar de prachtig ingerichte zaak heeft wel een ruim aanbod aan zeer verleidelijk gebak. Dat geldt trouwens ook voor het Alexandra Bookcafé, op de eerste verdieping van het Alexandra boekenhuis op de Andrássy út 39. Het Bookcafé, ook een prima plek om te lunchen trouwens, is gevestigd in een negentiende eeuwse balzaal die qua aankleding zeker niet onderdoet voor Gerbeaud.
Aan de Boedakant is het kleine Ruszwurm, niet ver van de Matthiaskerk op de burchtheuvel, het meest bekende. De ruim 150 jaar oude zaak heeft een vooroorlogse sfeer, maar ligt in een van de meest toeristische delen van de stad, en dat is in de prijzen natuurlijk te merken.

Voor diabetici

Het merendeel van de bekende banketbakkerijen catert helaas niet speciaal voor diabetici, al vind je er soms wel een paar taartjes voor suikerpatiënten. Maar in een land waar gebak zo belangrijk is, zou het verrassend zijn als je als diabeticus niet ergens terecht kon. Een bedrijf dat zich daar speciaal op toelegt is Álomsüti (droomgebak), met drie vestigingen in de stad en een ruim aanbod aan suikervrije Sachertaarten, aardbeientaart, vruchtengebak, chocoladetaart en soezen. Helaas zitten de bakkerijen niet direct in het centrum. Iets centraler ligt de Bulldog Cukrászda,  op de Veres Pálné utca 31 in het vijfde district. En dan is er nog het Béke Radisson Hotel, een vier sterrenhotel op de Terez körut 43, dat behalve gebak ook maaltijden voor diabetici biedt.



13 March 2013

De bonte achterkant van Hongarije

Bont beschilderde houten kerkjes, bootvormige grafzerken en ouderwetse houten molens, de meest oostelijke punt van Hongarije staat er vol mee. Toeristisch is het een van de minst bekende gebieden van het land, maar de regio leent zich bij uitstek voor prachtige tochtjes per auto of fiets van dorp tot dorp, of trektochten te paard of te voet.

 


Kerkje in de Erdőhát
De Erdőhát (letterlijk: de achterkant van het bos) is een gebied met heel veel kreekjes, beekjes, sloten en kanalen, ingeklemd tussen de rivieren Szamos, Tisza en Tur. Het is de meest geïsoleerde streek van het land, maar daardoor vind je hier nog volop wat elders al zo vaak is weg gemoderniseerd.
De streek is calvinistisch en de meeste dorpskerken zijn daarom nauwelijks beschilderd met heiligen en Bijbelse voorstellingen, maar veel meer, zowel binnen als soms ook buiten, met allerlei motieven uit de volkskunst. De kerktorens, die vaak los van het schip staan, hebben veelal een houten “Transsylvaans” spitsdak. Het plafond van de kleine kerk in het dorp Gyügye is beschilderd met astrologische symbolen. Csaroda heeft een mooi gotische kerkje uit de 13e eeuw en in Tákos (in het noorden net over de Tisza) staat een protestantse kerkje dat van binnen zo mooi beschilderd is dat het ook wel de “Notre Dame van de Boeren” wordt genoemd. In het dorpje Csenger staat een middeleeuwse katholieke kerk waarvan het plafond met folkloristische barokke motieven is beschilderd en bovendien heeft het dorp een nieuwe en wat futuristisch ogende Grieks katholieke kerk ontworpen door de bekende Hongaarse architect Imre Makovecz.

Kopjafa, houten grafpalen
De Erdőhát is ook bekend om zijn unieke eikenhouten grafpalen (“kopjafa” in het Hongaars). De bootvorm verwijst waarschijnlijk naar het schip dat in een Fin-Ugrische mythe de ziel van de doden naar de andere wereld vervoert.  U vindt er veel op de begraafplaats van Szatmárcseke. Daarnaast zijn er nog her en der oude molens te zien (in Túristvándi staat een mooie houten watermolen die ook bezocht kan worden) en kunt u in het gebied prachtige natuurwandelingen en fietstochten maken.

De regionale Tourinform geeft speciale kaartjes uit met informatie en tips in drie talen (overal ruim verkrijgbaar) en bij veel attracties staan drietalige informatieborden. Op hun meertalige website zijn ook diverse auto- en wandelroutes te vinden.