Een reis aan het voorbereiden naar Boedapest of Hongarije? Zakelijke of verhuisplannen? Een schoolproject?
Als voormalige correspondenten en gidsen helpen we u graag om wijs te worden uit dit land met zijn bewogen geschiedenis, boeiende cultuur en uitzonderlijke taal, via lezingen in kleiner en groter gezelschap of praktische hulp bij de organisatie van reizen. Daarnaast zijn we beschikbaar als reisbegeleiders.

18 December 2013

Winteractiviteiten

Behalve als je gaat skiën, zijn wintervakanties binnenvakanties. Maar zeker als het weer mooi is, is er in Boedapest genoeg buiten te doen.


Om te beginnen met zwemmen. De Hongaren zijn niet zo gek als de Russen om grote gaten in het ijs te hakken. Dat hoeft ook niet, want het land is rijk gezegend met warm water, en het warme Széchenyibad is het hele jaar door open voor bezoekers. De meeste dagen kun je er, ook in de winter, tot tien uur 's avonds terecht, maar met de feestdagen zijn de openingstijden wat beperkter. Hou er rekening mee dat alles in Boedapest, ook de baden, op 24 december al vroeg in de middag dicht gaan. Klik hier voor een compleet overzicht van de openingstijden van het bad tijdens de feestdagen.

De kerstmarkten in het centrum van de stad, op het Vörösmarty tér en bij de Basiliek, blijven open tot 1 januari. Vooral de markt op het Vörösmarty tér begint internationale faam te krijgen, en het kan er dan ook behoorlijk druk zijn. Maar wel gezellig. Er is muziek, er zijn etenskramen met enorme pannen Hongaarse winterkost, van gevulde zuurkoolbladen en worsten tot stevige soepen en stoofschotels, en terrassen waar je die maaltijden kunt opeten. Er is glühwein (forrált bor) en warme thee met citroen en behoorlijk wat suiker. En dan is er kürtöskalács, gebak van zoet gistdeeg dat om een houten rol wordt gewikkeld,  en boven een vuur gebakken. Als het klaar is, wordt het door suiker of noten gerold. Heerlijk als het kakelvers is, geen donder aan als je het een tijd laat liggen. Niet om mee naar huis te nemen, dus. Maar er is op de markt veel te vinden wat wel de moeite is: er wordt prachtig en hoogwaardig handwerk verkocht, van aardewerk en houtsnijwerk tot vilt, beschilderde zijde en sieraden.

Je noren kun je thuislaten, maar schaatsen kun je er huren, en de ijsbaan bij het Varosliget is waarschijnlijk een van de meest romantische plekken die je kunt bedenken om te gaan schaatsen. Noren mag je niet eens meenemen, de scherpe, puntige ijzers mogen het ijs niet op. Echt goedkoop is het helaas niet, vooral niet omdat je behalve de toegang ook nog eens de eenmalige aanschaf van een 'plastic kaart' betaalt, die je onder meer voor de kastjes kunt gebruiken. Die kaart schaf je eenmalig aan, maar toeristen zullen zelden meerdere keren komen. In het weekend betaal je meer dan door de week, 2500 tegenover 2000 forint. Schaatsen huren kost 700 forint (2,20 euro) voor een uur, en 2200 forint voor vier uur. Reken al snel op een tientje per volwassene. Maar goed, wel romantisch. Overigens zijn ook bij de schaatsbaan de openingstijden tijdens deze feestdagen wat anders dan normaal. Op de 24ste is de baan helemaal dicht.
Naast de grote ijsbaan is er nog een reeks kleinere ijsbanen overal in de stad. Een overzicht vindt u hier. Helaas in het Hongaars, maar er is wel uit te komen als je eenmaal weet dat cím adres betekent. De kleine banen zijn een stuk goedkoper, en vrijwel overal kun je schaatsen huren.

Mocht het gaan sneeuwen (het zit er nog niet in, maar wie weet), dan trekt heel Boedapest de bergen in, om te wandelen, skiën (vooral langlaufen) of te sleeën). Vanaf het Széll Kálman tér gaat bus 21 naar Normafa, vertrekpunt van een groot aantal wandelingen en de ideale plek voor winteractiviteiten. In het oude Síház (Skihuis) kun je warme soepen en chocolademelk krijgen en er zit een zaakje dat diverse soorten strudel verkoopt. Meestal staat er ook wel iemand die warme wijn en thee verkoopt, of gepofte kastanjes.
Vanuit Normafa loop je ook makkelijk naar de Janosberg. Vandaar gaat een stoeltjeslift (libegö) naar Zugligeti. De libegö is vanuit de stad bereikbaar met bus 291 vanaf het Nyugatistation en draait in de winter tot 15.30. In die tijd kun je zowel boven als beneden constant opstappen.

Wie in rond de kerst in Boedapest op vakantie is, komt er niet omheen: de 24ste, Kerstavond. Voor Hongaren de grootste en belangrijkste dag van het hele kerstfeest. Hou er rekening mee dat die dag alles, werkelijk alles in de loop van de middag stopt. Dat geldt voor het openbaar vervoer, musea, zwembaden, bioscopen en dat geldt helaas ook voor de meeste restaurants. Vorig jaar had Boedapest op Maat een overzicht van restaurants die wel open zijn. Helaas lijkt de lijst zich niet te hebben uitgebreid (we houden ons aanbevolen voor tips). Wie slim is, zorgt dus in ieder geval een noodvoorraadje achter de hand te hebben. En een dik boek of zo.






Hongaarse kunstenaars: Gyula Hincs, de Hongaarse Picasso


Hincz
Over de Hongaarse schilder Gyula Hincz (1904-1986) doet het verhaal de ronde dat hij in 1926 in Parijs regelmatig met Picasso at en dronk, waarbij degene die recent een schilderij had verkocht, betaalde. Hincz draaide vrijwel altijd voor de rekening op. Deze legende, waar of niet waar, moet uiteraard illustreren dat de Hongaarse schilder misschien wel van hetzelfde niveau was als de grote meester en is mogelijk ook mede de oorsprong van de bijnaam die hij in Hongarije heeft: de Hongaarse Picasso.
Wie schetst onze verbazing toen we er onlangs, na toch al vijf jaar in Vác te hebben gewoond, achter kwamen dat een belangrijk deel van Hincz’s werk zich hier in dit stadje bevindt? Het wordt goed verborgen gehouden, in een klein museum dat zich volgens een niet al te groot uitgevallen bord bij de ingang “Értéktár”(Het Depot) noemt. Nog kleiner dan dat bord is de vitrine met de poster waarop aangekondigd wordt wat het museum zijn bezoekers te bieden heeft. Jammer, want nu we er eenmaal binnen zijn geweest, was de eenduidige conclusie: dat moet elke kunstliefhebber die in Vác is, gaan zien. Hincz is best een ommetje waard.
Hincz
De vergelijking met Picasso gaat wellicht wat ver, maar een feit is dat het werk van Hincz – kleuren, vormen, composities – buitengewoon expressief is en altijd veel mensen heeft aangesproken. Zijn vroege schilderijen uit de jaren twintig, dertig en veertig van de vorige eeuw hebben onder invloed van zijn reizen naar Rome, Parijs en Berlijn surrealistische en kubistische trekken. Maar het figuratieve blijft in zijn werk altijd een belangrijke rol spelen en in de loop van zijn leven heeft hij zich steeds weer open gesteld voor nieuwe stijlen en vormen, van realistisch (in de beginperiode van het communisme in Hongarije) tot abstract. Hij maakte van alles: genrestukken, historische schilderijen, portretten, maar ook posters en plakkaten, muurschilderingen, tapijten, glaswerk, beelden en niet te vergeten heel veel boekillustraties. Dat laatste is ook de kunstvorm waar de meeste Hongaren hem van kennen.
Zo werd hij gaandeweg een van de bekendste kunstenaars van Hongarije – een aantal van zijn werken hangt in de Hongaarse Nationale Galerie op de burchtheuvel – maar internationaal maakte hij, ‘opgesloten’ als hij was binnen de grenzen van het Oost-Europese, nooit naam. In 1983 doneerde hij 400 van zijn werken aan Vác, zijn favoriete stad (hoewel hij er niet vandaan kwam en er nooit woonde of werkte) en na zijn dood verwierf Vác via de familie nog 1300 andere werken. In de permanente tentoonstelling in de grote zaal en het trappenhuis van Het Depot is daarvan noodgedwongen slechts een klein deel te zien. Maar wat er hangt, is zeer de moeite waard. En dat in zomaar een provinciestadje.

Hongaarse Ark van Noach
Behalve Hincz heeft Het Depot trouwens nog een aantal, onderling totaal niet samenhangende tentoonstellingen in de aanbieding, die ieder op zich misschien minder de moeite waard zijn, maar als je er toch bent, zeker leuk genoeg zijn om niet over te slaan. Curieus is het suikerwerk van twee lokale suikerbakkers, waaronder een vaas van suiker die eruit ziet alsof hij van porselein gemaakt is. Dan is er een tentoonstelling van gietijzerwerk, wat aanzienlijk minder boeiend klinkt dan hij in werkelijkheid blijkt te zijn. Verder is er nog het werk van een bekende boekbinder (maar om eerlijk te zijn, als je één in leer, met goudsnit gebonden boek hebt gezien, heb je ze een beetje allemaal gezien) en dat van twee pottenbakkers, vader en dochter, waarbij vooral een door de vader gebakken tegel een curiositeit is: de afbeelding stelt de Ark van Noach voor die onder Hongaarse vlag vaart.

3 December 2013

De Mathiaskerk: een prachtige fantasie.


De beroemde Mathiaskerk op de burchtheuvel is nu helemaal van binnen en buiten gerestaureerd. Niet alleen ziet hij er daardoor weer prachtig uit, er is ook van binnen meer te zien dan de laatste jaren het geval was. En het blijft natuurlijk een fascinerende kerk omdat hij helemaal niet is wat hij lijkt te zijn.

Maar laat ik beginnen met wat hij wel is: mooi en opvallend.

Mooi, door het prachtige tegeldak van Zsolnay porselein en door de vele versieringen met beelden, bogen en krullen, torentjes en raven (het symbool van koning Matthias Corvinus=raaf). Opvallend, door het bont beschilderde interieur waar elk stukje muur bedekt lijkt met kleurige patronen, symbolen en beeltenissen. Op een of andere manier denk je bij “een mooie kerk” toch al gauw aan strakke muren van marmer met hier en daar een schildering, veel bladgoud en reeksen statige zuilen die naar de hemel reiken. Maar heel veel kerken in de Middeleeuwen waren eerder zoals deze Mathiaskerk, niet ontworpen om te imponeren maar veel volkser.

Nu de renovatie geheel voltooid is, is er weer van alles te zien in het schip van de kerk. Let ook op de bijzondere glas-in-loodramen in de voorgevel. Het grote zogenaamde Rozetraam in het midden heeft een prachtige geometrische vorm en een kleiner raam ernaast met een beeltenis van het Lam Gods is geplaatst in een soort kunstig gebeeldhouwde draaikolk waardoor het een bijzonder diepte-effect krijgt. Maar u kunt ook de trap op en over de galerij halverwege lopen, waar van alles te zien is en vanwaar u weer een andere blik krijgt op het schip en, vanuit de koningsloge, op het altaar.

Tegelijk is de kerk ook een heleboel niet.

Het is bijvoorbeeld niet de kerk waar koning Matthias is gekroond, hoewel dat wel vaak wordt gezegd. Er werd wel een dienst gehouden om zijn aanvaarding van het koningschap te vieren en ook zijn twee huwelijken werden hier ingezegend, maar de kroning zelf vond, zoals destijds gebruikelijk, plaats in de kroningsstad Székesfehérvár. De enige Hongaarse koning die er ooit gekroond is, was de allerlaatste, Charles IV von Habsburg in 1916.
De kerk is ook niet een eeuwenoud Hongaars nationaal symbool, sterker nog, het was eigenlijk altijd vooral een “Duitse” kerk. Want toen koning Béla IV na de verwoesting van Hongarije door de Tataren in 1231 de burchtheuvel liet bebouwen, kwamen er vooral Duitse immigranten te wonen die hier in 1258 hun gotische kerk bouwden. Het grondplan daarvan is nog steeds de kern van de huidige kerk. Onder de Ottomanen was de kerk anderhalve eeuw lang de hoofdmoskee van Boeda en daarna onder de Habsburgers was het weer een “Duitse” kerk want er woonden op de burchtheuvel vooral Duitse burgers, kooplieden, winkeliers en handwerkslui. Hij heette dan ook helemaal niet de Mathiaskerk maar de Onze Lieve Vrouwe Kerk (officieel is dat nog steeds de naam).
Tenslotte is de kerk zoals hij nu is ook helemaal niet oud, maar gebouwd tussen 1875 en 1896. De kerk die er daarvoor stond, was in de loop der eeuwen vele malen verwoest, herbouwd, verbouwd en uitgebreid en het eindresultaat was een lelijk allegaartje. Dus kreeg architect Frigyes Schulek de opdracht het godshuis “terug brengen” in zijn gotische staat van weleer. Hij ging daarbij uit van het oude grondplan, maar brak heel veel aanbouwsels en muren af en verving ook verder bijna alles. Er kwamen een totaal nieuwe voorgevel, een nieuwe kleine toren (links, met kleurige spits), een nieuwe torenspits op de bestaande toren, neogotische zijgebouwen en kapellen, een nieuwe zijingang aan de zuidzijde, een nieuwe crypte, allemaal nieuwe ramen, beelden, balkons en versierselen. Ook het Zsolnay dak is nieuw, evenals alle schilderingen binnen, al zijn die wel “geïnspireerd op” fragmenten van oud pleisterwerk die waren gevonden. De enige echte oude gotisch elementen zijn grofweg de eerste drie verdiepingen van de grote toren. In feite is de Mathiaskerk dus Schulek’s geromantiseerd visie van hoe de gotische kerk er destijds uitgezien zou kunnen hebben.
Maar hij is er niet minder het bezoeken waard om.