Een reis aan het voorbereiden naar Boedapest of Hongarije? Zakelijke of verhuisplannen? Een schoolproject?
Als voormalige correspondenten en gidsen helpen we u graag om wijs te worden uit dit land met zijn bewogen geschiedenis, boeiende cultuur en uitzonderlijke taal, via lezingen in kleiner en groter gezelschap of praktische hulp bij de organisatie van reizen. Daarnaast zijn we beschikbaar als reisbegeleiders.
Boedapest heeft volwassenen voldoende te bieden, maar leuke dingen als Eurodisneyland zijn er niet echt. Voor Attila Kocsis was dat aanleiding tot de bouw van zijn Miniversum, een soort Madurodam van Hongarije, alleen op veel kleinere schaal.Maar terwijl Madurodam Nederland op een schaal van 1 op 25 weergeeft, is het Miniversum op een schaal van één op 100. En bovendien is de miniwereld overdekt, dus perfect om te bezoeken op een regenachtige dag.
Sinds Miniversum deze zomer opende, heeft het al 60.000 bezoekers getrokken. Kinderen vinden het prachtig, maar je hoeft geen kind te zijn, of zelfs maar een kind bij je te hebben, om gecharmeerd te raken van de kleine, maar uiterst gedetailleerde wereld die Kocsis en zijn medewerkers hebben geschapen. Miniversum biedt meer dan liefdevolle kopieën van interessante gebouwen in Boedapest en de rest van Hongarije, zoals het Heldenplein, het klooster van Pannonhalma en het centrum van Sopron. Het wil de bezoeker ook te laten proeven van het dagelijks leven in Hongarije, zowel in Boedapest als daarbuiten.
De straten, pleinen, dorpen en velden zijn gevuld met minder dan twee centimeter hoge figuurtjes die wandelen, een ijsje eten, boodschappen doen, ramen lappen, door de politie worden aangehouden, hout hakken, demonstreren, kippen voeren, zwemmen en zonnen en, in een speciale 18+ afdeling, zelf verstolen in de bosjes liggen te vrijen (met kleren aan, dat wel) of tippelen op een parkeerplaats voor vrachtauto's. Kortom, alles wat in het echte leven gebeurt, kan in Miniversum ook gebeuren.
Hongaarse glazenwassers
Allerlei soorten treinen brengen beweging in het landschap, en het is de bedoeling dat er op den duur ook autoverkeer komt. Daarnaast zijn er overal knopjes om op te drukken, en ergens gebeurt dan iets. Vaak is het zoeken: dan blijken de kippetjes bij de boerderij te scharrelen, sproeit een fonteintje of komt er ergens een ooievaar aanvliegen. Kinderen vinden het zoeken heel leuk, zegt Kocsis, maar ouderen hadden graag een bordje gehad waar ze moeten kijken.
De details zijn ongelooflijk. In een garage zie je de tangen en het gereedschap hangen, bij een dorp bloeit een heel veld met zonnebloemen en bij het meer van Tata zijn zelfs de gerepareerde plekken in de muur en de treurwilg aan de rand nauwelijks van echt te onderscheiden. Niet alle gebouwen in het Miniversum zijn overigens exacte kopieën. In Boedapest werd de Andrássy út (de straat waar het Miniversum gevestigd is), nagebouwd, maar zonder de Opera, en deels met panden die er helemaal niet staan.
De achtergrond daarvan is deels praktisch, de Opera was gewoon te groot, deels financieel, het werd onbetaalbaar om alle modellen zelf te vervaardigen. Om diezelfde reden heeft Kocsis zich niet tot Hongarije beperkt, maar is er ook nog een stuk Duitsland en een stuk Oostenrijk: in die landen waren ook kant en klare modellen te krijgen. De eigen modellen zijn overigens duidelijk het levendigst.
Miniversum is een project in ontwikkeling. Onlangs werden tien scenes uit het leven onder het communisme toegevoegd. Ergens staan Jonge Pioniertjes naar een toespraak van een partijbons te luisteren, elders zijn boeren op hun landbouwcoöperatie aan het werk en in een typisch communistische flatwijk staan de Trabantjes geparkeerd en kun je een blik werpen in de lokale ABC-winkel, compleet met de zo typerende geblokte vloer. Want de details houden niet op bij de buitenkant. Ook is er een stukje IJzeren Gordijn nagebouwd. Bij ieder stukje communistisch Hongarije wordt in meerdere talen iets over het leven toen uitgelegd.
Nacht in Miniversum
Het Miniversum is alle dagen open, vanaf negen uur 's ochtends tot zeven uur 's avonds en op vrijdag en zaterdag tot negen uur 's avonds. In de winter, als het vroeg donker is, gaat het miniland tussen vijf en half zeven twee keer een half uur op nachtstand: dan gaat het licht uit, en de tienduizenden lantarentjes, verlichte raampjes en etalageverlichting aan. Voor groepen (vier tot acht personen) is er (na aanmelding vooraf) ook nog de mogelijkheid om deel te nemen aan de "Moord op de Orientexpres", een raadselspel waarbij aan de hand van allerlei clous een moord moet worden opgelost.
Toegang: 1900 forint per persoon, 4900 forint voor een familie (maximaal twee volwassenen en maximaal drie kinderen).
Met een beetje geluk kom je langs het Museum voor Toegepaste Kunsten als je van het vliegveld Boedapest binnenrijdt. Met zijn kleurige gevel en groene-gele koepel is het gebouw opvallend genoeg, maar decennia van verwaarlozing hebben het geen goed gedaan. Het gaat voor een deel verborgen achter een houten stellage die moet voorkomen dat voorbijgangers een vallend stuk gevel op hun hoofd krijgen en achter hoge bomen.
Renovatieplannen zijn er al eeuwig, en het is doodzonde dat het er maar niet van komt, want het museum is onmiskenbaar een van Boedapests meest opvallende jugendstilgebouwen. De verwaarloosde buitenkant wekt ook niet direct hoge verwachtingen over de tentoonstellingen binnenin. En dat is echt jammer, want het museum is zeker een bezoek waard.
Om te beginnen al vanwege het gebouw zelf, een vroeg ontwerp van Hongarije's belangrijkste jugendstilarchitect Ödön Lechner. Hij speelde een belangrijke rol in het debat dat in die jaren, eind negentiende eeuw, onder Hongaarse architecten woedde over de zoektocht naar een eigen, Hongaarse bouwstijl. Bij gebrek aan historische voorbeelden - de Hongaren waren per slot van rekening oorspronkelijk keen nomadenvolk met tenten en paarden - zocht Lechner zijn inspiratie aanvankelijk in Azië, waar de Hongaarse stammen ooit vandaan waren gekomen. Het museum, dat met zijn bogen en zuilen wel iets wegheeft van een oosters paleis, is daar een goed voorbeeld van.
Wie even langer kijkt, ziet achter stellage en bomen een rijk versierde gevel. Die versiering wordt nog duidelijker zichtbaar in het voorportaal. Binnen oogt het gebouw soberder. Het is weliswaar heel erg versierd met bloemenmotieven en oosterse bogen, maar al die versieringen zijn wit. Voor de oorlog was het kleurrijker, maar de restauratie van de oorlogsschade is destijds betrekkelijk simpel aangepakt. De combinatie van witte muren en een enorm glazen dak - een bouwkundig hoogstandje in die dagen - zorgt voor een hele lichte ruimte.
De jaarwisseling in Hongarije verloopt een stuk kalmer dan we in
Nederland gewend zijn. Het afsteken van vuurwerk is geen traditionele gewoonte
en in het verleden was de verkoop van vuurwerk verboden. Tegenwoordig wordt er
wel vuurwerk verkocht, maar er zijn maar weinig mensen die daar hun geld aan
uitgeven. Natuurlijk knallen om twaalf uur wel de champagnekurken. Verder zijn
er van die huiselijke gebruiken waar je als toerist weinig aan hebt: mensen
eten bij voorkeur linzen, omdat die de vorm van geldstukken hebben. Veel
geldstukken. Verder hoort er traditioneel varken op het menu te staan, omdat
het varken met zijn wroetende het geluk opgraaft, terwijl je kip moet mijden,
want de kip gooit met zijn krabbende poten alles naar achteren.
Gelukkig voor toeristen is Oud en Nieuw ook een feest dat buitenshuis wordt gevierd, zeker in Boedapest. Onderstaande is slechts een kleine selectie.
Op meerdere plaatsen in de stad zijn open-luchtpodia met muziek en stalletjes met eten, drinken en koopwaar: op het Nyugati tér (voor het Nyugati station), het Oktagon even verderop en op het Vörösmarty tér vlakbij de Donau. Ook in een paar verbindende straten (Andrassy út, Liszt Ferenc tér, Deák tér en Deák utca) staan stalletjes. Daar is dus van alles te doen, zeker vanaf 22.00 uur tot na middernacht.
De naburige Joodse wijk is dé uitgaanswijk van de stad en in het hart van de wijk de Gozsdu udvár, is vanaf negen uur 's avonds een Nieuwjaarsfeest. Tal van cafés, restaurants en clubs organiseren speciale Szilveszter Parties met bands, maar daar hangt vaak wel een prijstoegangskaartje aan vast.
De Liszt muziekacademie heeft de 31e een oudejaarsconcert. Tussen 22.45 en 01.00 uur treedt daar het Amadinda Percussion Orkest op samen met de Hongaarse rockster Gabor Presser (van grote Hongaarse bands in de jaren 70 en 80). Meer info en kaarten reserveren op de site van de muziekacademie.
Wie van operette houdt, kan terecht bij het Silveszteri Operettgala in het Pesti Vigadó, De voorstelling begint om 22 uur, en na afloop heb je prachtig uitzicht op het vuurwerk over de Donau. Kaartjes zijn verkrijgbaar via deze site, die helaas alleen in het Hongaars is. Klik op jegyvasár (kaartverkoop) en kosarhoz. (naar het mandje).
Wie van zwemmen houdt kan terecht bij de grote party in het Széchenyibad, met techno en house muziek. Voor info en kaarten: kijk op www.cinetrip.hu Niet voor echte koukleumen overigens: het Széchenyibad is een openluchtbad. De baden zelf zijn weliswaar warm, maar je kunt boven water
een behoorlijk koude neus krijgen.
En dan is er toch ook nog wel vuurwerk, al haalt het het niet bij wat we in Nederland gewend zijn. Het mooiste is het vuurwerk over de Donau, maar ook op het Heldenplein, bij de open podia en op diverse andere plaatsen in de stad wordt om twaalf uur vuurwerk afgestoken, veelal georganiseerd door hotels of clubs.
Het openbaar vervoer rijdt de hele avond.
Na twaalf uur zijn er nachtbussen (herkenbaar aan de negen als eerste cijfer),
terwijl ook een aantal normale lijnen de hele nacht door blijft rijden.
Dankzij de kunstenaars van Neopaint verandert het zevende district van Boedapest de laatste maanden in snel tempo in een reusachtige openluchtgalerie. Neopaint, een groep graffiti-kunstenaars die van hun jeugdhobby hun werk hebben gemaakt, kreeg van de gemeente toestemming om de overal in de wijk aanwezige vuurwanden te verfraaien.
Het gaat om de huizenhoge, kale, verwaarloosde muren die zichtbaar worden als het buurpand wordt afgebroken. Meestal zijn ze raamloos, soms hebben ze hele kleine wc-raampjes die in het verleden op een luchtschacht uitkeken en in alle gevallen zijn ze spuuglelijk. Tot de kunstenaars van Neopaint langskomen en de kale muur veranderen in een landschap, een gevel met een groentewinkel, een enorme Rubik-kubus, of een ode aan de beste voetballers die Hongarije ooit heeft gekend.
De kunstenaars van Neopaint zijn allemaal als tiener ooit begonnen graffiti-tags. De meesten van hen verdienen hun geld met decoratieve wandschilderingen in gebouwen of spectaculaire blikvangers voor bedrijven bij bijvoorbeeld beurzen. Ze werken niet alleen in Hongarije, maar tot aan Parijs en Dubai aan toe.
Ze maken deels nog steeds gebruik van graffititechnieken, maar combineren die met andere technieken en ze zijn in staat een enorme wand binnen hele korte tijd te versieren, Hun huizenhoge wandschilderingen hebben niets meer met traditionele graffiti te maken. De kunstwerken zijn echt overal in de wijk te vinden, en vormen een welkome aanvulling in deze toch al zo levendige buurt in het hart van Pest.
Neopaint is sinds 2010 actief aan het lobbyen voor het gebruik van hun technieken bij de renovatie van brandmuren in Boedapest. In het eerste jaar maakten ze drie wandschilderingen, waarmee ze wilden laten zien dat het geen kapitaal hoeft te kosten om een troosteloos stuk wijk een heel nieuw uiterlijk te geven.
Een van hun eerste kunstwerken in het zevende district was een zonnig landschap op een wand naast een kleine speelplaats, die daardoor in één klap van een wat treurig ogend buurtspeeltuintje veranderde in een plek waar je als moeder graag met de kleine heengaat.
Kleurige Stad: muurschildering in de Kazinczy utca
Maar hun echte doorbraak kwam twee jaar geleden in een samenwerkingsproject met het stadsbestuur van het zevende district en verffabrikant Trilak. Die samenwerking leidde tot een officieel brandmuur-rehabilitatieproject en een golf aan nieuwe schilderijen, meer dan vijftien in 2013 en 2014. En het aantal blijft groeien.
Overigens wees iemand me erop dat Neopaint niet de enige is die muurschilderingen maakt in het zevende district. In het kader van het Színes Város Strongbow Festival (Kleurige Stad Strongbow Festival) hebben meerdere kunstenaars afgelopen najaar bijgedragen aan de openluchtgalerie die het zevende district langzamerhand wordt.
Hieronder een lijst met Neopaint-schilderingen. De lijst is zeker niet volledig, ook al, omdat er steeds nieuwe schilderijen bijkomen
Zevende district:
De meest typische straat van Pest – Király utca 11.
Landschap – Király u. 25.
Kaart van Boedapest - Kazinczy utca 52
De wedstrijd van de eeuw – Rumbach Sebestyén utca 10.
Sissy – Rumbach Sebestyén u. 9.
Rubik kubus - Rumbach Sebestyén utca 7
Knoop opnieuw! – Dessewffy utca 30–36.
Namaakgevel – Kertész u. 30.
Zeilen – Dohány u. 32–34.
De Grote Ring anno, Continental Hotel – Dohány u. 42.
Kristalboom – Wesselényi u. 30.
Vluchtelingenkind – Gozsdu udvar
Sprookjesstad – Baross Gábor lagere school, Hernád u. 42.
De Grote Ring anno, Madách Imre Gimnázium – Barcsay u. 5.
Naaister – Akácfa u. 41.
Groentewinkel – Klauzál tér
Andere districten:
Namaakgevel – Budapest XII., Márvány utca
Hongaarse acteurs – Budapest IX., Rákóczi híd pesti hídfő
Budapest anno - Budapest V., Városháza tér
HÉV (trein) – Budapest III., Szentlélek tér
Super 8 – Budapest VIII., Kőfaragó u. 8.
Taxi – Budapest VIII., Asztalos Sándor u. 16.
Afgelopen donderdag opende in het Museum voor Schone Kunsten de tentoonstelling met schilderijen van Rembrandt en andere Nederlandse schilders uit de Gouden Eeuw. Het is wat vreemd om in het buitenland naar een tentoonstelling van Nederlandse schilders te gaan, maar mocht u voor 15 februari 2015 in Boedapest zijn: mis die kans niet.
De kans om zo'n enorme, en uitgelezen collectie schilderijen uit onze Gouden Eeuw keert namelijk niet zo snel terug, niet in Boedapest, maar ook niet elders in de wereld. Dat zeg ik niet op eigen gezag, maar op dat van een aantal Nederlandse curatoren die hier vorige week waren om schilderijen voor de tentoonstelling af te leveren.
Het gaat om meer dan 170 schilderijen van zo'n 100 schilders, waaronder 20 werken van Rembrandt. Daaronder bevindt zich zijn oudst bekende schilderij en zijn eerste en laatste zelfportret. Veertig van de werken komen uit de collectie van het Museum voor Schone Kunsten zelf, de rest uit Nederlandse musea, het Louvre, Stockholm, Aken, New York, London,, Los Angeles, noem maar op. Het is dat de Hongaarse staat zich garant heeft gesteld, want anders is de organisatie van een tentoonstelling van deze omvang tegenwoordig eigenlijk alleen al vanwege de transportkosten en de verzekeringspremie onbetaalbaar. Vandaar dat dit zo'n buitengewone kans is.
Rembrandts oudste schilderij
Rondlopend op de tentoonstelling realiseerde ik me voor het eerst echt goed wat de Nederlandse schilderkunst van de Gouden Eeuw zo bijzonder maakte. Wat de schilderijen bindt en onderscheidt van schilderkunst elders uit dezelfde tijd, zijn het licht, de glasheldere portretten van mensen die zo het doek zouden kunnen afstappen, de uitbeelding van het gewone leven en van (betrekkelijk) gewone mensen. Zelfs de heiligen - die zijn er natuurlijk ook - blijven mensen van vlees en bloed. De schilderijen zijn allemaal voorzien van uitgebreide uitleg. De omvang heeft maar één nadeel: eigenlijk is een enkel bezoek niet genoeg om het allemaal goed te behappen.
De tentoonstelling is overigens ook de laatste gelegenheid om het Museum voor Schone Kunsten voorlopig te bezoeken. Direct na afloop van deze expositie sluit het museum voor vier jaar zijn deuren voor een grootscheepse opknapbeurt. Gelijktijdig gaat ook de bouw van het naburige Museumkwartier van start, waar alle grote musea van Boedapest vanaf 2018 onderdak moeten krijgen.
Ergens in september is hij dat eindelijk echt open gegaan: de net geheel gerestaureerde 'Várkert Bazár', de Kasteeltuin Bazaar, op de helling van de Burchtheuvel. Toegang tot de tuin is gratis en biedt een prachtige wandeling vanaf de Donau omhoog naar de burcht. Vanaf de toegangspoort op het Miklós Ybl plein aan de oever loop je door de mooi aangelegde neorenaissance tuin waar zich ook een klein festivalterrein bevindt, via oude verdedigingswerken en -muren gestaag omhoog. Het uitzicht over de Donau, de Kettingbrug en het Parlement is prachtig en langzaam rijst het majestueuze paleis voor je op. In minder dan een half uur kom je uit op het plein voor de hoofdingang van de Nationale Galerie. Voor wie het hele stuk lopen te ver vindt: er is een overdekte, gratis roltrap die je tot halverwege brengt.
De Kasteeltuinbazaar werd tussen 1875 en 1883 gebouwd met de bedoeling het paleis boven op de burcht een statige toegang te geven. In de bazaar zelf kwamen kleine winkeltjes. Maar dit stuk Donauoever lag altijd een beetje buiten de loop en en daarom was het moeilijk huurders te vinden. De winkeltjes werden daarom - even weinig succesvol - vervangen door ateliers. In de oorlog werden de gebouwen zwaar beschadigd, en de reparatie (van restauratie was geen sprake) deed meer kwaad dan goed. De tuin speelde in de communistische tijd wel een belangrijke rol in het jongerenleven van de stad. Er waren concerten en het gebied gold een beetje als een vrijhaven. Tegenwoordig staat de bazaar, samen met de hele Donau-oever en het centrum van Boedapest, als beschermd stadsgezicht op de Werelderfgoedlijst van Unesco.
Uitzicht vanaf de bazaar
Gezien de problemen in het verleden om huurders voor de winkels te vinden is het waarschijnlijk verstandig dat bij de huidige restauratie meteen besloten is de gebouwen een culturele functie te geven. Even ten zuiden van de toegangspoort zit de ingang naar het nieuwe onderkomen van het Nationale Danstheater. Letterlijk onderkomen, want het theater is gevestigd in kelders onder de tuin. In de hal van het theater bevindt zich ook een houten schaalmodel van de stad Boeda (toegang gratis).
Het Zuidelijke Paleis naast het danstheater is bestemd voor tijdelijke tentoonstellingen, terwijl Hungarikon museum in het Noordelijke Paleis aan de andere kant van de poort een niet al te grote, maar wel wat curieuze verzameling van objecten biedt die eigendom waren van of gemaakt zijn door beroemde Hongaren en internationale persoonlijkheden. Je vindt er ondermeer een hoed van John Lennon, een dirigeerstok van Béla Bartok, en een schilderij van de hand van Tony Curtis, maar ook iets van de Frans-Hongaarse kunstenaar en grondlegger van de cybernetische stroming Nicolas Schöffer, een shirt van een Hongaarse waterpologrootheid en een grappig werkje gemaakt voor cineast István Szabó. Van sommige dingen is niet helemaal duidelijk wat ze met Hongarije te maken hebben (de hoed van Lennon?) want de begeleidende tekst is helaas minimaal. Goedkoop is het museum overigens niet. Toegang kost 2400 forint (7,50 euro). Een gecombineerd toegangskaartje met met de tijdelijke tentoonstelling in het Zuidelijk Paleis kost 3000 forint.
Het Museum voor Schone Kunsten aan het Plein der Helden (Hösök tére) behoort misschien niet tot de 'grote musea' in de wereld, maar er is genoeg te zien dat een bezoek de moeite waard maakt. In de collectie, die grotendeels afkomstig is van de oude Hongaarse aristocratie, bevinden zich ook werken van schilders als Goya, Rembrandt, Titiaan, Van Ruisdael, Jan Steen, Rafael en Breughel. Bovendien worden er regelmatig interessante tentoonstellingen gehouden. En tamelijk uniek is het systeem van individuele rondleidingen door goed opgeleide vrijwilligers.
Museum voor Schone Kunsten
Omdat in een grijs verleden ooit het besluit is genomen om nationale van internationale kunst te scheiden, vind je in het museum alleen internationale kunstenaars. Een van de dingen die het voor heeft op veel 'grote musea' is de omvang. Het is behapbaar, en naar verhouding een stuk minder druk dan musea in Londen of Parijs. Dat geldt zeker voor de speciale tentoonstellingen, die zich qua niveau tegenwoordig kunnen meten met exposities elders, maar waar je veel meer dan elders nog de rust en ruimte om alles te bekijken.
Vroeger was het museum een buitengewoon stoffig geheel waar niets gebeurde en waar knorrige suppoosten er oog op hielden dat iedereen zich gepast gedroeg. Maar in de afgelopen tien jaar heeft het een radicale vernieuwing ondergaan. Nog niet alle afdelingen zijn aangepakt, maar een groot deel van de collectie, waaronder de Duitse, Nederlands/Vlaamse en Spaanse afdeling op moderne manier worden gepresenteerd. Verder zijn er allerlei activiteiten in het museum gekomen, waaronder individuele, Engelstalige rondleidingen. Individueel is ook echt individueel: je kunt zo meedoen, maar als je met meer dan twee mensen bent, moet je je apart aanmelden.
Die rondleidingen worden gegeven door vrijwilligers die daar een speciale cursus voor hebben gevolgd. Het zijn mensen die het doen uit enthousiasme en liefde voor de kunst. Er zijn algemene rondleidingen, en rondleidingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald thema, zoals de Nederlandse collectie, beeldhouwkunst of de renaissance. Op de website van het museum is een overzicht te vinden wanneer gidsen zijn voor een bepaalde toer. De toer zelf is gratis, maar je betaalt uiteraard wel toegang tot het museum
Behalve rondleidingen houdt het museum ook regelmatig kunstlezingen. Die zijn in de eerste plaats bedoeld voor mensen die zich hebben opgegeven voor de cursus voor vrijwillige gidsen, maar ze zijn voor iedereen toegankelijk. Meer informatie over die lezingen is te vinden op dezelfde pagina als het overzicht van de rondleidingen. Wie niet deelneemt aan de gidsencursus betaalt 2500 forint per keer. Alle lezingen zijn net als de rondleidingen in het Engels.
Meer weten over de geschiedenis van het Museum voor Schone Kunsten en het Plein der Helden? Lees Runa Hellinga's Boedapest, een verhalende reisgids, over de geschiedenis en de sociale en culturele ontwikkelingen van deze prachtige stad.
Taxi's in Boedapest zijn sinds 1 september makkelijk te herkennen: vanaf die datum moesten ze allemaal geel zijn. Met de gele taxi is ook een einde gekomen aan het woud van tarieven waar je vooral als buitenlander makkelijk mee genept kon worden. Niet alleen had iedere maatschappij zijn eigen prijzen, maar het maakte ook nog uit of je de taxi op straat aanhield of telefonisch bestelde, of het dag of nacht was, en of je misschien net over de stadsgrens van Boedapest heenreed. Als toerist moest je maar hopen dat ze het juiste tarief aanzetten. En als je bij een hotel een taxi bestelde, betaalde je een apart, en veel hoger hoteltarief.
De taxi's zijn niet alleen geel, maar moeten ook aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen: ze hebben een minimale maat, een automaat waar je met kaart kunt betalen en airconditioning en ze moeten een jaarlijkse veiligheidskeuring ondergaan. Voor dat gegarandeerde comfort betaalt de klant ook iets meer: terwijl het laagste tarief (als je een taxi bestelde) vroeger maximaal 240 forint (80 eurocent) per kilometer was, betaal je nu standaard 280 forint (ruim 90 eurocent).
Als alles goed is tenminste, want hoewel de versimpeling van het systeem bedrog minder makkelijk maakt, is dat nog steeds niet uitgesloten. Hotels willen bijvoorbeeld nog steeds graag de commissie vangen die de klant vroeger betaalde via het hogere hoteltarief. Dat probleem schijnt in veel gevallen te worden opgelost door de klant vooraf te vertellen hoeveel de rit gaat kosten. Dat lijkt aangenaam, want je komt niet voor onverwachte verrassingen te staan. Maar het venijn zit hem in dit geval niet in de staart, maar in het begin: de prijs die je genoemd krijgt, is hoger dan je wat zou betalen als de meter loopt.
Hoewel het nieuwe systeem met zijn gegarandeerde kilometerprijs veel voordelen heeft voor de klant (al was het maar, omdat je tegenwoordig ziet als ergens een taxi rijdt en je dus ook makkelijker op straat een taxi aanhoudt, is er één groep klanten die erop achteruit is gegaan: passagiers die bij de luchthaven een taxi nemen. Tot de invoering van het systeem konden die bij de luchthaven een voucher kopen waarmee ze in de meeste gevallen goedkoper uit waren dan met de nieuwe vaste kilometerprijs.
Boedapest is een prachtige stad, en de Donau speelt daar een hoofdrol in. De rivier is ook niet te
Avondlijke rondvaart
missen, dus iedere bezoeker komt er zeker langs op zijn wandelingen door de stad overdag. Maar de Donau is eigenlijk haast op zijn mooist 's avonds. Alle belangrijke (en onbelangrijkere) gebouwen en standbeelden zijn de afgelopen jaren van sierverlichting voorzien en het effect is buitengewoon feeëriek. Hoewel een wandeling langs de nachtelijke rivier er nog wel eens bij in wil schieten, zou die eigenlijk op ieders lijst van topprioriteiten moeten staan.
Waar je moet wezen voor het mooiste uitzicht is een moeilijke keuze, want beide zijden zijn de moeite waard. Rondvaartboten varen ook 's avonds en bieden uitzicht op beide oevers. Een groot deel van die maatschappijen bieden ook een diner op het water aan, maar zelf raad ik dat af: het eten aan boord is niet echt geweldig, en om de tijd te vullen varen de boten meerdere malen op en neer, want zo lang is het mooiste stuk van de Donau nou ook weer niet. Dan kun je beter gewoon een rondvaartboot nemen en daarna ergens anders lekker gaan eten.
Wie geen boot wil nemen, kan natuurlijk ook midden op een brug van het uitzicht genieten. De mooiste plek daarvoor is waarschijnlijk het midden van de Margit Brug. Er is midden op de brug ook een tramhalte (halte Margitsziget), dus je hoeft niet eens te lopen. De Kettingbrug biedt ook mooi uitzicht, maar en is bovendien kort genoeg om van de ene oever naar de andere te lopen. En uiteraard heb je vanaf de Burcht een prachtig uitzicht, al mis je dan de verlichte burchtheuvel zelf.
De laatste jaren zijn er ook steeds meer restaurants op boten die langs de oever gemeerd liggen, vooral in de buurt van het Vigadó tér. Het uitzicht is daar geweldig, maar hou er rekening mee dat die boten over het algemeen echt voor toeristen, en vaak ook voor grote groepen cateren. De prijzen zijn ernaar, en het eten ook. Verder zijn langs de Duna Korso, de boulevard aan de Pestzijde, meerdere terrassen, ook niet goedkoop, maar vaak beter van kwaliteit.
Wie tijdens een bezoek aan Boedapest graag naar een voorstelling wil gaan, maar geen zin heeft in concert of opera, zit met het probleem dat de taal bij veel voorstellingen een ernstige drempel vormt. Er zijn dansvoorstellingen, bijvoorbeeld in het Nationale Danstheater. Maar er is ook altijd het circus, een kunstvorm waarbij taal niet nodig is. En op dat vlak heeft Boedapest veel te bieden, zowel voor liefhebbers van ouderwetse clowns en dompteurs, als voor degenen die de voorkeur geven aan modern circus zoals Cirque de Soleil dat maakt.
Hongarije heeft een echte circuscultuur. Boedapest is een van de weinige steden waar het vaste circus, vroeger een vrij gebruikelijke instelling (Theater Carré in Amsterdam is ook zo begonnen), zich heeft weten te handhaven, er is een Nationaal Hongaars Circus, en de officiële, door de staat gefinancierde circusopleiding is de oudste van Europa in zijn soort.
Het Hoofdstedelijke Circus in het Stadspark, pal naast de dierentuin, heeft een historische link met Nederland, want de eerste directeur, Ed Wulff, was Nederlands-Duits. Na een mislukte poging in Londen bouwde hij in 1891 Europa's eerste vaste circus in Boedapest. Tegenwoordig treden er afwisselend Hongaarse en internationale circusgezelschappen op, meestal van zeer hoge kwaliteit en voor prijzen die aanzienlijk lager liggen dan in Nederland. De discussie over het gebruik van dieren tijdens de voorstelling is in Hongarije bepaald nog niet op gang gekomen, en het is dan ook normaal dat er paarden, roofdieren en olifanten of honden en katten door de piste lopen.
Maandag en dinsdag zijn rustdagen, de rest van de week zijn er één of meerdere voorstellingen per dag. De meeste voorstellingen zijn 's middags, circus is per slot van rekening een echte familieactiviteit, maar er zijn ook voorstellingen in de avond.
Zoals gezegd, ook voor liefhebbers van modern circus in is Boedapest regelmatig wat te beleven. Trafó, een alternatief theater, heeft met enige regelmaat modern circus op het programma staan. En sinds 2012 heeft Hongarije ook zijn eerste eigen moderne circusgezelschap. Recirquel bestaat uit een groep jonge artiesten die in navolging van het Franse Cirque de Soleil dans, mime en acrobatiek combineren tot één verhaal. De komende maanden treden ze regelmatig op in het Paleis der Kunsten. Kaarten variëren van 10 tot 15 euro. Een geweldige kans om voor een betaalbare prijs een bijzondere voorstelling te zien in een kleine, intieme zaal.
Een bezoek aan Hongarije doet je weer beseffen hoe handig die euro is. Dat gegoochel met bedragen van tienduizenden Hongaarse forinten kost menige vakantieganger behoorlijke
hoofdbrekens. Het eeuwige gereken zorgt er vaak ook voor dat mensen niet goed weten of iets nou duur, of juist heel goedkoop is.
Waar dat probleem een mens echt de parten kan spelen, is bij de pinautomaat. Niemand wil bij vertrek nog een heel pak forinten over houden, maar te weinig opnemen kost geld, want terwijl je in eurolanden gratis kunt pinnen, betaal je buiten de eurozone bankkosten. Nederlandse banken rekenen daarvoor rond de 2,25 euro per opname, plus in veel gevallen nog 1 procent valutakoersopslag over het opgenomen bedrag. Er zijn van bank tot bank verschillen, en wie een duurder betaalpakket heeft afgesloten, betaalt minder, maar hoe dan ook is het duurder om regelmatig een klein bedrag op te nemen dan één keer een groot bedrag.
Maar er ligt een ander probleem op de loer dat nog veel meer geld kan kosten. Steeds vaker krijg je, niet alleen in Hongarije, maar ook in andere landen buiten de eurozone, plotseling een keuze voorgeschoteld: wil je afrekenen in forinten of in euro's? Dat laatste lijkt verleidelijk: er staat meteen bij hoeveel euro je moet betalen, dus je weet waar je aan toe bent. Toch kun je dat maar beter niet doen. Afrekenen in forinten (of Turkse lira's, of Zwitserse franken) is een stuk goedkoper.
Als je afrekent in lokale valuta, wissel je je geld feitelijk via je Nederlandse bank. De kosten daarvan zijn duidelijk: de eerder genoemde 2,25 euro opnamekosten, plus eventueel nog 1 procent valutakoersopslag. Reken je af in euro's, via wat officieel de Dynamic Currency Conversion (DCC) wordt genoemd. dan wissel je bij de bank waar je het geld uit de automaat haalt. En hoewel veel banken erbij schrijven dat ze geen commissie berekenen, betaal je fors voor die service, namelijk in de vorm van een ongunstige wisselkoers, die soms wel vijf tot acht procent hoger uitvallen dan de koers van de eigen, Nederlandse bank.
Let wel: dit is geen speciale Hongaarse wisseltruc, maar een wereldwijd verschijnsel waar je in Amerika of Engeland net zo goed tegenaan loopt. Het programma Kassa, dat een uitzending aan DCC besteedde, stuurde een aantal studenten op pad om in verschillende landen geld op te nemen. In Polen betaalden ze voor een opname van 650 Poolse zloty's zonder DCC uiteindelijk €155,90 en met DCC €171,30, een verschil van €15,40.
DCC kom je trouwens niet alleen bij bankautomaten tegen, maar ook bij betaalautomaten en op het internet. In alle gevallen geldt dus: als je, online of offline, voor de keuze wordt gesteld om af te rekenen in lokale valuta of in euro's, kies dan voor lokale valuta.
Dat geldt ook voor contante betalingen, trouwens. Steeds meer winkels in Boedapest, vooral in de toeristengebieden, bieden klanten de mogelijkheid om contant in euro's te betalen. Maar de koers die ze hanteren, is altijd buitengewoon ongunstig. Wie in euro's wil betalen, betaalt snel tien, soms wel 20 procent meer. Dat is een forse toeslag voor het gemak om het geld niet te hoeven omrekenen. Hoewel sommige toeristen anders verwachte, wordt de euro buiten toeristische gebieden vaak helemaal niet aanvaard.
Contant geld wisselen is natuurlijk ook een optie, en als je goed oplet, kan dat heel voordelig uitpakken. Sommige van de wisselkantoortjes vragen geen commissie en bieden toch een onverwacht goede koers. Maar dan moet je wel weten wat die koers is en contact wisselen heeft zijn eigen valstrikken. Meer daarover in Wisselen en andere geldzaken.
En wie voor genoeg heeft van al dat gereken met vreemde valuta. er zijn uiteraard tal van gratis apps voor smartphone en tablet die dat klusje zo klaren.
Wie ook op zijn vakantie graag dagelijks een rondje hardloopt, zal bij een bezoek aan Boedapest misschien even slikken. In de zomer is het behoorlijk warm, het is er druk met auto’s en ander verkeer, en er helaas hangt regelmatig ook de nodige smog. Maar er zijn wel degelijk een paar plekken in de stad waar je heel goed kunt rennen.
Bovenaan de lijst staat het Margiteiland, een groot park op een eiland in de Donau, met grasvelden, bloemenperken en grote bomen. Om het hele eiland loopt een speciale hardloopbaan van verend asfalt en met een lengte van 5.280 m., precies 1/8 marathon. Je loopt er heerlijk langs de waterkant en een koel rivierbriesje is bijna gegarandeerd, zeker als je vroeg in de ochtend of in de avonduren gaat lopen. Bereikbaar van zowel de Margitbrug (trams 4 en 6) als de Arpádbrug (diverse bussen, parkeerplaatsen vlakbij de af- en oprit). Ook in het Stadspark (Városliget) (bij het Heldenplein) aan de Pest-zijde en het Városmajor-park in Boeda (vlakbij het Széll Kálman tér) kun je redelijk aan je conditie werken, al raast langs de randen van die parken het nodige drukke autoverkeer. In het Stadspark is geen apart hardlooppad, maar wie een beetje handig zijn weg zoekt langs alle paden kan een rondje van ongeveer 3 km maken mét zicht op het romantische Vajdahunyadi Kasteel met vijver en slotgracht. In het Városmajor is sinds wel ook een officiële hardlooproute van verend asfalt, met een rode en een groene baan (om in te halen). De baan is 585 meter, dus wie een paar kilometer wil lopen, moet diverse rondjes draaien. Wie er echt tegenaan wil, moet eigenlijk naar Normafa, bovenop de heuvels van Boeda. Vanaf het Széll Kálman tér gaat bus 21 naar boven. Een andere optie is de tandradbaan die even verderop, bij Városmajor-park, naar boven gaat. Wie de bus neemt: vanaf de parkeerplaats bij het Ski-huis (Sí ház) loopt een bewegwijzerde hardlooproute naar de Erzsébet-uitkijktoren op de János-heuvel, een afstand van ongeveer vijf kilometer. Het pad voert grotendeels door het bos, maar je hebt af en toe ook prachtige uitzichten over de hele stad. En voor de echte rauwdouwer: er zijn tal van paden die verder het bos invoeren, dus mogelijkheden genoeg om de route te verlengen. Hou er wel rekening mee dat de hellingen soms behoorlijk steil zijn. Wie tegen heuvel op- en afrennen niet opziet, kan ook terecht in het park op de Gellértberg. Een speciaal hardlooppad is er niet, en wie niet tussendoor trappen wil lopen, doet er goed aan de paden aan de Donauzijde van de berg te vermijden. Tegenover het Gellérthotel is een ingang naar het park.
Een jaar of tien geleden werd je nog voor gek verklaard als je in Boedapest op de fiets stapte. Automobilisten waren weliswaar niet kwaadwillend, maar er reden zo weinig fietsers rond dat ze er gewoon geen rekening mee hielden. Bovendien waren er nauwelijks fietspaden. Maar er is op dat vlak veel veranderd. Er is geïnvesteerd in de uitbreiding van het net van fietspaden en vooral in de zomer is fietsen tegenwoordig zeker niet meer alleen voorbehouden aan een enkele sportieve jongere. De fietser is geen vreemd dier meer in Boedapest en dat maakt fietsen ook voor toeristen tot een interessante optie, want zo kun je natuurlijk een groter deel van de stad behappen dan te voet.
Fietsen wordt steeds gewoner
Er zijn in Boedapest meerdere plaatsen waar je fietsen kunt huren. Vaak zijn dat speciale fietsen, waarmee je in het verkeer duidelijk herkenbaar bent als toerist. Maar een van de goedkoopste en beste plaatsen is Bikebase, een bedrijfje kwalitatief zeer goede, en normale, stads- en toerfietsen verhuurt, in verschillende maten en voor mannen en vrouwen. Wie langere tijd in Boedapest verblijft, kan bij hen ook fietsen kopen en ze (tegen overhandiging van de aankoopbon) na afloop weer terug verkopen. In de winter verhuren ze overigens net als veel anderen geen fietsen, maar ski's.
Daarnaast is er nog, als het ooit gaat werken, de Bubi, waarbij je, na aanschaf van een dag-, driedaagse, week- of jaarkaart gebruik kunt maken van speciale fietsen die overal in de stad bij speciale dockingstations staan. Als je de fiets binnen een half uur weer inlevert, kost het gebruik daarvan buiten je dagkaart niets extra. Zoals gezegd: als het ooit gaat werken, want hoewel Bubi in april van dit jaar, vlak voor de verkiezingen, officieel werd geopend, zijn er allerlei softwareproblemen en draait het systeem nog steeds alleen voor een select gezelschap testfietsers. Bovendien moeten houders van dag- en weekkaarten een borg betalen en moet je weten waar je de stallingen kunt vinden (dat zijn er overigens wel veel). Voor de meeste toeristen is het daarom waarschijnlijk toch praktischer om een gewone fiets te huren.
Dakterrassen zijn een relatief nieuwe trend in Boedapest en voegen een extra dimensie toe aan de stad. Het heeft iets intiems om van bovenaf de huizen in te kijken, en je krijgt een uitzicht op en ziet details van gebouwen die je van beneden geheel ontgaan.
360 Bar
Zeer fraai is dein juni geopende 360 Barop het dak van de de Parisi Nagyárúház (Andrássy út 39), boven de Alexandra-boekwinkel die op zich al een bezoek waard is vanwege het fraaie koffiehuis. Het dakterras is nieuw, en gelijktijdig oud, want toen het Parisi Nagyárúház (het Parijse Grootwarenhuis) in 1910 zijn deuren opende, had die winkel als extra attractie al een terras op het dak, met in de winter een ijsbaan.
In de afgelopen jaren werden er al feesten op het terras georganiseerd, maar de huidige exploitant wil er geen feesttent van maken, al zal er af en toe wel live muziek zijn. Vanaf boven heb je een prachtig uitzicht tot aan Buda. Je kijkt uit over de hele Andrássy út en pas vanaf dit terras zie je hoe groot de Opera echt is. Open vanaf 4 uur 's middags tot middernacht. De toegang is gratis. De ingang is rechts van de boekhandel, en er gaat een lift naar boven.
Ook nieuw: het Gozsdu Sky Terrace (Hollo utca 6). Van maandag tot en met woensdag vinden er culturele evenementen plaats, van donderdag tot en met zaterdag dakfeesten met elektronische muziek. Het terras biedt vooral uitzicht op de omliggende joodse wijk. Open van 3 uur 's middags tot middernacht. De ingang is wat lastig te vinden. Op de begane grond is een tentoonstelling van vintage auto's. Daar moet je in. Ergens aan de achterkant is een deur naar een gang met een lift. Die brengt je naar de hoogste verdieping van een parkeergarage. Wie de looplijnen in die garage volgt, komt een deur naar het dakterras.
HetCorvintető(Corvin Dak, Blaha Lujzatér 1-5, ingang om de hoek in de Somogyi Béla utca) bestaat al langer. Binnen is een dansruimte met ruimte voor 600 man. Op het dak zelf is plek voor 250 mensen. Er is een bar en je kunt er eten. Corvintető trekt een alternatief publiek dat wordt aangetrokken door het gevarieerde programma van bands Dj's, films en ook voetbalwedstrijden. Open van zes uur 's avonds tot zes uur 's ochtends. Eén waarschuwing: er is geen lift en het is 107 traptreden op.
Van een geheel andere orde zijn de twee terrassen van deHalászbástya, het restaurant in het Visserbastion op de burcht. Het restaurant heeft er twee, het Danubeterras waar je kunt eten met een fraai uitzicht over de Donau en over Pest, en het Margaréta Terras bovenop het restaurant, met een wijds uitzicht over de hele stad. Het Margaréta Terras is uitsluitend een bar en het enige van de genoemde terrassen dat in de winter ook open is. Dan wordt het verwarmd en staat er glühwein (forrált bor) op de kaart. De Halásztbástya heeft een uitstekende keuken, maar het behoort met prijzen voor hoofdgerechten tussen de 20 en de 53 euro wel tot de duurdere restaurants van de stad.
Panorama Restaurant op Hotel President
Dat geldt ook voor het Panoramarestaurant op dakterras van Hotel President in de Hold utca 5. Het feit dat het hotel over een eigen helikopterplatform beschikt, zegt iets over het publiek waarop het mikt, al lijkt het aantal helikopters dat er daadwerkelijk landt, behoorlijk miniem. Het dakterras biedt een onovertroffen uitzicht op het schitterende jugendstil-dak van de Postspaarbank aan de overzijde en op het parlement en de basiliek. Hoofdgerechten liggen tussen de 20 en de 30 euro.
Aanzienlijk goedkoper is de TipTop Bar in de Király Pál utca 4, niet ver van het Kalvin tér. Goed voor een pilsje, een glas wijn en een simpele maaltijd, open woensdag t/m zondag van 18 uur tot twee uur 's ochtends en een mooi uitzicht over de omliggende buurt.
De mooiste tijden om Boedapest te bezoeken zijn eigenlijk de lente en de herfst. Dat geldt natuurlijk voor veel steden, maar Boedapest heeft een extremer klimaat dan Rome of Barcelona. De winter is vaak prachtig, maar echt koud, en in de zomer kan behoorlijk heet zijn. Maar een wandeling bij 35 graden wordt een stuk dragelijker als je daarbij rekening houdt met plekken waar je kunt afkoelen. Natuurlijk kun je naar een zwembad gaan, maar daar heb je weinig aan als je het tijdens een stadswandeling te warm krijgt. En bovendien, iedereen gaat op zo'n dag naar het zwembad, dus dat is misschien niet eens zo leuk. Daarom bij deze een aantal afkoeltips.
1. Op steeds meer plekken in de stad vind je speciale afkoelplaatsen, in de vorm van vijver, fontein of een watervernevelaar. De grootste is in het nieuwe park op het Erzsébet tér, een waar waterparadijs. Je hebt er de mogelijkheid om je voeten te koelen in een ondiep zwembad (eigenlijk het dak van het restaurant dat eronder zit). Daarnaast vind je een watervernevelingsinstallatie en fonteinen die uit het gras omhoog spuiten.
Op het Szabadság tér is een speelfontein: loop erheen, en het water verdwijnt. Kinderen zijn er dol op (volwassenen ook, trouwens) en wie zijn best doet, kan er behoorlijk nat worden. Je vindt de fontein aan de zuidkant van het plein, niet zo ver van een zwart. glazen kantoorgebouw.
Watervernevelaar bij het parlement
Verder zijn er op het Kossuth tér, voor het parlement, ook vernevelingsinstallaties die een zachte mist over de voorbijgangers uitspreiden. Net genoeg om het daarna een tijdje een stuk koeler te hebben.
Hoe aantrekkelijk de rivier ook mag lijken, zwemmen in de Donau is in Boedapest helaas een minder goed idee. Sterker nog, het is verboden en de politie deelt er soms forse boetes voor uit. Officieel, omdat het te gevaarlijk is en te vies, maar waarschijnlijk wil de gemeente gewoon de verantwoordelijkheid niet zich nemen die volgens de Hongaarse wet hoort bij het toestaan van zwemmen. Dan moet je namelijk meteen georganiseerde zwemgelegenheid aanbieden. In de jaren zestig was er nog een groot aantal drijvende baden in de rivier, maar die zijn gesloten omdat het water te vies was. Sindsdien is de Donau door het sluiten van fabrieken en het bouwen van waterzuiveringsinstallaties veel schoner geworden, maar hoe schoon, is onduidelijk. Omdat er niet gezwommen mag worden, wordt de waterkwaliteit in Boedapest namelijk niet gemeten. Noordelijk van de stad, waar wel stranden langs de rivier zijn, is die kwaliteit volgens de metingen overigens in orde.
Dat alles wil niet zeggen dat er niemand in Boedapest in de Donau zwemt, maar de plekken waar dat gebeurt, liggen buiten het bereik van de meeste toeristen. Wie de verleiding toch niet kan weerstaan en het risico op een boete op de koop toe wil nemen: zwemmen bij het het Margiteiland is vanwege de stroming ter plekke levensgevaarlijk. Veiligere plaatsen zijn het Romai part in Óbuda en de Kopászi gát aan de Boedazijde voorbij de Rákóczi brug. Nog beter is een zwemplek stroomopwaarts van de stad.
2. Het openbaar vervoer. Misschien een wonderlijke tip, maar tram 4 en 6, de lange trams die over de Grote Ring rijden, hebben air conditioning en zijn een perfecte manier om van de ene zijde van Pest naar de andere te komen. U zou de eerste niet zijn die erin stapt, puur om af te koelen. Ook de nieuwe metrolijn 4 is gekoeld. Andere metrolijnen zijn een stuk warmer, al bieden de stations, diep onder de grond en met een permanente tochtstroom vanuit de metrotunnels, wel verkoeling. Een aantal nieuwe bussen heeft ook airconditioning, maar die werkt helaas niet altijd. Er komen meer nieuwe trams met airconditioning aan, maar goed, daarop is het dus nog even wachten.
3. Koele gebouwen. Weliswaar is de air conditioning nog steeds geen standaardvoorziening in Hongarije, maar een groeiend aantal gebouwen is wel gekoeld. Andere zijn zo gebouwd dat ze sowieso langer koel blijven.
- De moeite van een bezoek waard en heerlijk koel is het Gresham Paleis, een prachtig (en zeer duur) hotel op het Szechényi István tér bij de Lánc híd, de Kettingbrug. De gevel is prachtig, en de hal ook.
- Lekker koel is ook de orthodoxe synagoge in de Kazinszky utca in de joodse wijk.
- Kerken hebben traditioneel dikke muren en zijn zelfs in het heetste weer redelijk koel.
- Lang niet alle restaurants hebben air conditioning, maar - niet ieders pakkie-an, maar toch - Amerikaanse fastfoodketens en koffieketens zouden niet Amerikaans zijn als ze die niet hadden.
4. Ga ondergronds. De metrostations werden hierboven al vernoemd, maar Boedapest is bovendien in het bezit van een groot aantal grotten, en in grotten is het (bijna) altijd koel. Op de burchtheuvel is het Ziekenhuis in de Rots, een voormalig militair ziekenhuis uit de Tweede Wereldoorlog, hoe dan ook een bezoek waard, en heerlijk koel in de zomer. Dat geldt ook voor de openbaar toegankelijke druipsteengrotten die Boedapest rijk is, de Pál-völgyi barlang (Szépvölgyi út 162, dagelijks behalve maandag) en de Szemlő-hegy barlang (Pusztaszeri út 35, dagelijks, behalve dinsdag). Voor wie avontuurlijker is, er is ook een organisatie die rondleidingen organiseert in delen van het grottensysteem dat nog in zijn natuurlijke staat is. 5. Wandel langs de Donau. Met een rivier in het hart van de stad is er altijd één plek in Boedapest waar het relatief koel is: de Donau-oever. En die is nog prachtig ook.
Er is nauwelijks een plek te bedenken in Boedapest die zich sneller ontwikkelt dan het zevende district, de wijk die tot voor kort vooral bekend was als 'joodse wijk'. Joodse wijk is het nog steeds, en steeds meer zelfs, het aantal koosjere winkeltjes en restaurants is de afgelopen jaren behoorlijk gegroeid. Maar daarnaast heeft het zevende district zich de afgelopen twee in razend tempo tot een van de belangrijkste uitgaanscentra van de stad ontwikkeld. Je kunt je niet omdraaien, of er is weer een nieuw café of restaurant geopend. Toeristen hebben dat ook ontdekt. Boedapest begint internationaal faam te krijgen om zijn uitgaansleven, en dat is grotendeels te danken aan het zevende district.
Het uitgaansleven in het zevende district heeft wat te bieden voor iedereen. Er zijn goede restaurants en aangename terrassen, er zijn de ruïnecafés die vooral jongeren aantrekken, er is een groeiend aantal kleine eethuisjes dat mikt op klanten met een kleine beurs en er zijn straten met kroegen die uitnodigen tot een avond serieus stappen.
Centrum van het uitgaansleven zijn de Gozsdu udvar, een reeks van zeven binnenhoven vol met terrassen en restaurants en de Kiraly en Kazinczy utca. Overdag is de Gozsdu een ideale plek om even
bij te komen van een stadswandeling, 's avonds bruist het er echt van de mensen. De prijzen zijn over het algemeen redelijk, het eten varieert van behoorlijk tot gewoon goed, en de sfeer is aangenaam.
Ik dacht altijd dat ik niet zoveel had met het werk van de Hongaarse kunstenares Margit Kovács (1902–1977), maar na een bezoek aan het keramiek museum in Szentendre dat aan haar werk is geweid, moet ik die mening grondig herzien. Vooral haar religieus geïnspireerde beelden zijn vaak ronduit betoverend.
Natuurlijk vind je in de eerste zaaltjes van het museum de beeldjes en werken die haar zo populair hebben gemaakt bij een groot Hongaars publiek en die je doorgaans ziet afgebeeld als het om Margit Kovács gaat. Het zijn vooral veel vrouwenfiguren met ietwat popperige gezichten, hele grote onschuldige ogen, gestileerd haar en vaak gekleed in fraaie jurken al dan niet beschilderd met bonte kleuren of volkskunstmotieven. Ik kan me heel goed indenken dat mensen het mooi vinden en de stijl is zeker apart en kenmerkend – je haalt zo’n typische Margit Kovács er meteen uit – maar het is niet “mijn ding” zoals dat dan heet.
Maar in de zalen erna lijkt het haast wel alsof er een andere kunstenares aan de gang is geweest. Je herkent de markante Kovács-stijl en toch is het anders: ingetogener, sierlijker, dieper. Zo is er een prachtig beeld van een oude gehurkte vrouw die somber en verstild naar de grond voor zich staart, haar handen afwerend voor haar borst en op haar hoofd een eend. Of het beeldje van de Annunciatie, waarbij een sierlijke en onderdanige Maria van een bijna dwingende engel Gabriel te horen krijgt dat ze de moeder wordt van de zoon van God. Of het kleurige tableau, gestileerd als een Oudegyptische wandschildering, van drie koningen die giften komen brengen; wat een betoverend groen en rood.
En zo is er nog veel meer, waaronder allerhande vazen, werk uit de communistische jaren vijftig (mooi voor de volledigheid), meubels en werktuigen uit haar pottenbakkers werkplaats en natuurlijk heel veel informatie over haar leven en carrière en de nodige fotoboeken en postkaarten met haar werk.
Het museum in Szentendre (Vastagh György u. 1, op 25 meter van het hoofdplein, ook op maandag geopend) heeft de grootste collectie van haat werk, maar er is ook een klein museum in haar geboorteplaats Györ (Apáca u. 1, maandag gesloten).
Voor wie geen tijd heeft om de stad uit te gaan: ook her en der in Boedapest vind je keramiek van Kovács zomaar op straat: bij de Weense Poort (Bécsi Kapu) op de Burchtheuvel is een plaquette die de straatnaam moet verbeelden en bij het Apothekersmuseum in dezelfde wijk staat een Madonna met kind in een nis in de muur. In de Régi posta utca, een zijstraat van de Váci utca in het centrum van Pest, vind je een tegeltableau van een oude postkoets (de straatnaam betekent Oude Poststraat). Een ander tegeltableau is te vinden in de Vármegye utca in dezelfde wijk.
Een paar jaar geleden zou ik niet eens aan deze blog begonnen zijn. Boedapest met een rolstoel of een scootmobiel? Vergeet het, was toen het verstandige advies. Hoge stoepen, kruisingen waar je soms alleen overheen kon via een tunnel met trappen, nergens een verlaagde stoeprand. Maar de tijden zijn veranderd, en hoewel er zeker nog veel te verbeteren is, is Boedapest inmiddels veel meer op gehandicapten ingesteld.
Het centrum ondergaat sinds enkele jaren een enorme opknapbeurt. Straten met hoge stoepen, geparkeerde auto's en hobbelige kinderkopjes hebben grotendeels plaatsgemaakt voor autovrije of in ieder geval autoluwe straten zonder stoepranden en daar waar nog wel stoepen zijn, zijn verlaagde randen bij oversteekplaatsen normaal geworden. Voetgangerstunnels worden gaandeweg vervangen door kruisingen met voetgangersverkeerslichten (al zijn ze nog niet overal verdwenen).
Een groeiend deel van het openbaar vervoer is toegankelijk voor rolstoelen, net als het overgrote deel van de bezienswaardigheden. Op de burchtheuvel, tot voor kort een nachtmerrie voor rolstoelgebruikers vanwege de kinderkopjes en gaten, wordt op het moment dat dit blog geschreven wordt, de bestrating vervangen, zodat rolstoelgebruikers in een steeds groter deel zonder gehobbel uit de wielen kunnen.
Onlangs kwam ik een echtpaar tegen waarvan de vrouw in een scootmobiel zat. Het viel hen honderd procent mee, vertelden ze. Ook op het internet vind je rolstoelgebruikers (Budapest in a wheelchair, Hotwheelsgoes) die met genoegen terug kijken op hun trip naar de Hongaarse hoofdstad. Boedapest mag nog steeds niet bovenaan staan als het om toegankelijkheid gaat, maar er is zeker vooruitgang gemaakt. Zeker mensen die niet helemaal aan hun rolstoel gekluisterd zijn en in geval van nood wel een paar stappen kunnen lopen, kunnen tegenwoordig op veel plaatsen goed terecht.
Om te beginnen de bezienswaardigheden. Zoals gezegd, de meeste zijn inmiddels toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Wie zeker wil zijn of een museum of kerk toegankelijk is, en vooral waar de traploze ingang en de lift dan wel te vinden zijn: de MEOSz, het Landelijk Verbond van Hongaarse Verenigingen voor Gehandicapten, heeft op zijn website een Engelstalig overzicht van bijna ieder gebouw dat een toerist zou kunnen interesseren, ingedeeld naar stadsdeel. Verder geven eerder genoemde reisverslagen een aantal goede adviezen, Zelfs attracties waar je nou niet direct van zou verwachten dat je er met een rolstoel in kunt, zoals de Szemlőhegyi grot, een druipsteengrot in het tweede district, en het ziekenhuis on de rots op de burcht blijken (in het laatste geval grotendeels) toegankelijk met een rolstoel. Veel attracties zijn bovendien gratis voor invaliden en een begeleider.
Geen moment in het leven waarop een mens zoveel risico loopt als op vakantie. Dat geldt voor toeristen in Nederland, in Mexico, in India, en ook in Hongarije, vooral Boedapest. Let wel: de Hongaarse hoofdstad is bepaald niet gevaarlijker dan andere grote steden. Maar zoals het recente SBS-programma 'Opgelicht in het buitenland' toont, wie niet uitkijkt, kan behoorlijk worden getild. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Het zesde district: populair, ook bij zakkenrollers
Zoals in iedere wereldstad heb je zakkenrollers in Boedapest, en op bepaalde plaatsen moet je beter uitkijken dan andere. In tramlijn 4-6 en de gele metrolijn, veel gebruikt door toeristen, wordt regelmatig tegen zakkenrollers gewaarschuwd. In populaire uitgaansgebieden zoals het zesde district doet een mens er verstandig aan zijn tas zo neer te zetten dat anderen er niet zomaar bij kunnen. Tas goed onder de tafel en een stoelpoot door het handvat maken het dieven al een stuk lastiger.
Mensen die je op straat om een vuurtje vragen, dienen erg gewantrouwd te worden, vooral als ze met zijn tweeën zijn. Het zou natuurlijk een overbodig advies moeten zijn dat je je portemonnee niet in je kontzak moet stoppen of je paspoort niet in een borstzakje, en dat je niet je hele hebben en houden in je rugzak op je rug moeten hebben als je een metrotrap afgaat of in een drukke massa staat. Maar die tips gelden voor iedere grote stad, en niet alleen voor toeristen.
Samen iets drinken?
Behalve dieven heb je de oplichters, en die beschikken in Boedapest over een een aantal steeds terugkerende trucs. De meest bekende, eentje waar ook heel wat geroutineerde reizigers zijn ingetuind, zijn de vrouwen die in dienst van een bar klanten naar binnen lokken om hen op te zadelen met een buitensporige rekening. Hun slachtoffers zijn alleen lopende mannen, en hun jachtgebied is de omgeving van de Váci utca in het centrum van de stad.
Pas als je erop gaat letten, zie je hoeveel meisjes daar met zijn tweeën rondlopen. Het zijn geen hoertjes, en dat maakt het ook zo makkelijk om erin te trappen: ze zien er namelijk ook niet uit als hoertjes. Meestal is een van de twee aantrekkelijk, de ander iets minder. Ze zijn leuk gekleed, maar niet overdreven sexy, en zeker niet sexyer dan veel andere Hongaarse meisjes. Ze doen zich in veel gevallen voor als twee vriendinnen van het platteland die op zoek zijn naar een bepaald café waarvan ze gehoord hebben dat het zo leuk is. En ach, u bent alleen op vakantie? U komt uit Nederland? Ach, daar ben ik ook geweest, mooi land, aardige mensen. Misschien hebt u zin om iets met ons te gaan drinken, het is mijn verjaardag? Ze zien er onschuldig genoeg uit om het zelfs thuis aan moeder de vrouw na te kunnen vertellen dat je iets met hen gedronken hebt, en voor je het weet, hebben de dames een tafel vol dure drankjes besteld en zit je met een rekening van honderden euro's.
Geen contant geld op zak? In 'Opgelicht in het buitenland' bleek het café een eigen pinautomaat te hebben. Andere café's sturen een paar bodybuilders met je mee om veilig naar de dichtstbijzijnde automaat te begeleiden. De politie kan weinig doen, want als je de menukaart vraagt, staan die peperdure drankjes er allemaal op. Had je maar eerst moeten kijken, in plaats van de dames blind te laten bestellen.
Wisseltrucs
Inspelen op de hebberigheid van anderen werkt natuurlijk ook prima. Dat doen de geldwisselaars die rondhangen in de buurt van officiële wisselkantoren, en klanten die zo'n kantoor in willen gaan, aanspreken. De straatwisselaars bieden een o zo aantrekkelijke koers. Jammer alleen dat het geld dat ze je in handen stoppen, niet Hongaars is, maar waardeloze valuta uit bijvoorbeeld Wit-Rusland. Tegen de tijd dat je dat als niets vermoedende toerist door hebt, zijn ze er al lang vandoor.
Een andere truc waar de Amerikaanse ambassade gewag van maakt, is dat een toerist die weigert met een geldwisselaar in zee te gaan, even later door twee 'agenten in burger' wordt benaderd die hem ervan beschuldigen illegaal gewisseld te hebben. Ze eisen om zijn portemonnee te zien als bewijs dat hij niet gewisseld heeft, en als die portemonnee terug wordt gegeven, is het meeste geld dat erin zat weg. Advies: gewoon weigeren je portemonnee te geven, en als ze blijven zeuren, zeggen dat je de zaak dan op het politiebureau wilt afhandelen. De Hongaarse politie loopt in uniform en houdt zich niet wisselzaken bezig, dus de kans is groot dat de heren niet mee willen naar een politiebureau.
Kijk overigens ook uit met de officiële wisselkantoren. Hoewel de meeste betrouwbaar zijn, zijn er ook die een absurd slechte koers betalen. Overigens kun je bij iedere bank geld uit de automaat halen tegen een zeer redelijke koers. Dat is sowieso veiliger dan met contact geld op stap gaan.
'Goedkope iPhone'
En dan is er de verleiding om tegen een zeer gunstige prijs een iPhone 5 te kopen. Ze zien er bedrieglijk echt uit, en wat is het verleidelijk om voor 300 euro iets aan te schaffen dat in Nederland al snel 550 euro kost. Dan heb je in één keer je vakantie eruit. Of niet natuurlijk. Wie er even bij stilstaat, kan zelf bedenken dat er twee mogelijkheden zijn als iemand je op straat een beetje geheimzinnig een (overigens zeer authentiek ogend) doosje met een iPhone laat zien: dat ding is nep, of gestolen. Als je zo'n ding koopt, en het blijkt geen echte iPhone te zijn, kun je nauwelijks zeggen dat je bent opgelicht. Je hebt je hooguit door je hebberigheid laten misleiden. En dat geldt natuurlijk ook voor alle andere producten die op straat worden aangeboden en waarvan de prijs te mooi klinkt om waar te zijn.
Taxi's
Hoewel de gemeente Boedapest heeft geprobeerd om taxi's te reguleren, slaagt de taximaffia er toch nog steeds in toeristen af te zetten. Vanaf het vliegveld zijn de zaken redelijk goed geregeld, omdat de maffia daar letterlijk geen voet op de grond mag zetten. Er is wel een enkeling die het probeert, maar wie zich gewoon meldt bij de officiële taxiservice, weet dat hij voor een redelijke prijs naar de stad wordt gebracht.
In de stad zelf zijn taxi's tegenwoordig allemaal geel, en de tarieven zijn vastgelegd. Maar dat hoeft chauffeurs niet te weerhouden aanzienlijk om te rijden. Betrouwbare bedrijven zijn City Taxi (00361-2111111), Budapest Taxi (00361-7777777) en Fő taxi (00361-2222222). Over het algemeen is het niet zo'n goed idee om een taxichauffeur om advies te vragen over een leuk café, want veel chauffeurs krijgen voor die dienst een commissie van het café waar ze je heenbrengen.
Toch in de problemen? De Hongaarse politie heeft een speciaal telefoonnummer voor toeristen: 00361-4388080. Daar is 24 uur per dag iemand aanwezig die Engels spreekt, net als op het bureau in de Vigadó utca 4, in het vijfde district.
Paprikapoeder, borduurwerk, een aardewerken kruikje: het is in deze tijd van massaproductie en massaconsumptie
niet altijd even makkelijk om iets origineels mee naar huis te nemen van een
leuk reisje naar Boedapest en Hongarije. Natuurlijk kun je kiezen voor de standaard
cadeaus en souvenirs, maar met iets meer moeite (en soms meer geld) vind je al snel iets dat heel Hongaars is, maar toch ook net even
anders, origineler, moderner.
Winkels met standaardproducten vind je overal in de stad, vooral in de buurt van de grote toeristenattracties, en ze verkopen zeker niet alleen maar ramsj. Maar het is wel allemaal in de sfeer van boerenbont, met een hoog 'Volendam'-gehalte, en daarom niet ieders smaak. Er is een enorme variatie aan borduurwerk,
van tafellakens en kleedjes tot sjaals, hoofddoeken en rokken. Soms zie je ook de buitengewoon kunstig bewerkte
traditionele klederdracht te koop (voor een prijs, dat wel), al doet een mens er wel verstandig aan om zich af te vragen wanneer je zo'n kledingstuk ooit kunt gebruiken. Als je ervan houdt, zijn de geborduurde tafelkleden zeker een aanrader.
Zwart aardewerk
Verder is er veel Hongaars
aardewerk op de markt. Iets om naar uit te kijken is het zwarte aardewerk, versierd met (ook in het zwart) bloempatronen. Daarnaast zie je veel bont beschilderde borden, koppen en vazen beschilderd
met bloemen of bonte patronen en helaas vaak ook ergens de tekst “I love Budapest.” Bij souvernirswinkels vind je verder veel sieraden en bont beschilderde eieren, die in Hongarije traditioneel met Pasen worden opgehangen aan een tak met bloeiende bloemen, een soort Paasalternatief voor de kerstboom. En dan zijn er natuurlijk nog de bekende fotoboeken van mooie gebouwen, stadsgezichten,
kastelen en romantische landschappen. Wie liever iets eetbaars meeneemt, heeft ruime keus. Zo
heb je paprikapoeder, wijn (dessertwijnen uit Tokay). Vooral op de markt tref je vaak kunstig gevulde potten aan met in zuur ingelegde groentes
(augurken, kool, paprika’s). En dan heb je natuurlijk nog worsten, zoals de met paprika gekruide kolbász en de een stuk bekendere salami.
Maar voor wie iets heel anders zoekt: er is meer.
Magma Gallerie in de Petöfi Sándor utca 11 (parallel aan de
Váci utca) verkoopt bijvoorbeeld Hongaars handwerk en aardewerk in modernere uitvoeringen. Stijl, kleur en
vormgeving wijken soms een beetje en soms heel erg af van wat er doorgaans op
dat vlak te koop is.
Mooie boeken over architectuur, onder andere over de
Hongaarse jugendstil (art nouveau) zijn te krijgen in bijvoorbeeld de
museumwinkel van het Museum van Toegepaste Kunst (Iparmüvészeti Muzeum, Ülloi
ut 33-37). Het is een prachtig gebouw aan het begin van de Ülloi ut (op de
hoek bij het Corvin Negyed), dat werd ontworpen door de vader van de Hongaarse
jugendstil, Ödön Lechner. Ook voor wie geen boek zoekt, is het gebouw een bezoek trouwens waard.
Zsolnay sieraden
Bijzonder (maar niet goedkoop) is porselein van de Hongaarse
merken Zsolnay en Herend. Zsolnay is vooral bekend van de bijzondere en
afwijkende kleuren (eosine techniek) die ze gebruiken en van de gekleurde dakpannen van pirograniet en andere ornamenten die een aantal van de meest markante
gebouwen van de stad sieren. Er zit een Zsolnaywinkel aan de Pozsonyi ut 11
(in Pest vlak bij de Margit brug) die porselein en meubels verkoopt, terwijl de
“Bazilika galeria” in de Hercegprimás utca 12 (om de hoek bij de basiliek)
naast porselein (hele mooie eosine vazen) ook prachtige
Zsolnaysieraden in
huis heeft, ontworpen door de befaamde hedendaagse modeontwerpster Kati
Zoób.
Herend porselein is qua ontwerp en kleur een stuk traditioneler en daar moet je van houden. Er zijn drie officiële Herend winkels in de stad: aan
de Andrassy Boulevard 16, het József
nádor plein 11 en boven op de burchtheuvel aan het Szentháromság Plein. Daarnaast verkoopt Herend ook nog een stijl die het bedrijf omschrijft als Village Pottery, een soort verfijnd boerenbont. Een winkel die daarin gespecialiseerd is, zit op het Bem Rakpárt 37.
In het centrum van de stad zijn zowel rond Kerstmis als in de zomer vaak markten waar veel modern handwerk wordt verkocht, kleurig aardewerk, maar dan met moderne patronen, handgemaakte sieraden, bedrukte t-shirts en kleding. Vanaf maart wordt iedere zondag in de Gozsdu udvar in het hart van de joodse wijk de Gouba gehouden, een kleurige markt met prachtige spullen, maar ook met kraampjes met eigen gemaakte chocolade, met antiekwinkeltjes en straatmuzikanten.
Vlak in de buurt, maar van een geheel andere orde is het moderne design van Printa in de Rumbach Sebestyen utca tegenover de synagoge. Printa is een kruising tussen een designwinkel, een coffeeshop en een galerie. Ze organiseren bovendien kunstworkshops (ook Engelstalig) en hebben atelierruimte voor artiesten beschikbaar. Printa maakt veel gebruikt van gerecyclede materialen, en omdat het deels om unieke stukken gaat, wijzigt de collectie wijzigt regelmatig. Wie op zoek is naar een 'Budapest'-T-shirt in originele uitvoering kan er ook goed terecht.
Het Mai Mano fotomuseum aan de Nagymezö utca 20 (zijstraat
van de Andrassy Boulevard) heeft een kleine boekwinkel. Daar verkopen ze vaak
ook hele mooie foto’s (mensen, gebouwen, gebeurtenissen) van (moderne)
Hongaarse fotograven. En natuurlijk ook andere posters, fotoboeken e.d.
Wie op zoek is naar iets voor kinderen of kleinkinderen, kan in Hongarije goed terecht. Veel winkels verkopen houten speelgoed, maar een waar paradijs voor houten auto's, treinen, puzzels, keukens, winkeltjes en muziekinstrumenten is de Fakopancs, Baross utca 46 (ze hebben een uitgebreide website waar je ook online kunt bestellen, maar helaas alleen in het Hongaars). De winkel verkoopt ook een andere Hongaarse specialiteit, namelijk hand- of poppenkastpoppen van pluche en textiel.
Nog een goede aanvulling bij dit verhaal? Laat het ons weten!