Restant gettomuur |
De dame bij de ingang
kijkt wat bezorgd naar mijn blote armen. Buiten mag het inmiddels lekker weer zijn,
in de orthodoxe synagoge in het hart van de joodse wijk van Boedapest hangt de
winterkou nog. De man in ons gezelschap krijgt een keppeltje uit de doos bij de
voordeur. Die maatregel is overbodig bij de enige andere bezoekers: een drietal
orthodox- joodse toeristen in knielange, zijden jassen, breedgerande zwarte
hoeden en met lange oorlokken langs de slapen.
Met grote stappen
banjeren ze door het gebouw, luid Jiddisch pratend. Een van hen sprint de
treden op naar de kast waar de Thora wordt opgeborgen, en terwijl hij – met de
nodige eerbied, dat wel - het versierde roodfluwelen gordijn een stukje oplicht,
neemt een van de anderen een foto met zijn mobiel. Dan sprint nummer twee naar
boven en poseert, dan nummer drie. Het fraaie art deco interieur van de
synagoge en onze medebezoekers wedijveren om onze aandacht.
De orthodoxe synagoge is
sinds de renovatie enkele jaren geleden open voor toeristen, maar slechts een
enkeling heeft de weg erheen weten te vinden. Tien minuten verderop, bij de
Grote Synagoge in de Dohany straat, staan bezoekers in de rij en gonst het binnen
van de stemmen van de talloze gidsen. Maar hier zijn we vrijwel alleen. En dat,
terwijl de orthodoxe synagoge met zijn versierde bakstenen façade zeker net zo
interessant is als de Grote Synagoge. Minder overdadig misschien, maar een stuk
intiemer.
De synagoge is het hart
van een gebouwencomplex met tal van instellingen voor de kleine, maar groeiende
orthodoxe gemeenschap in Boedapest. Er is een slager, een kruidenier, een
school en Hannah, het oudste koosjere restaurant van Boedapest. Voor echt
Hongaars-joods eten ben je bij Hannah aan het meest authentieke adres, als je
de soms zeer knorrige bediening erbij op de koop toeneemt. Misschien, denken
we, zijn ze aardiger tegen orthodoxe gasten.
In de nabije omgeving zijn
meer koosjere restaurants en winkels, de koosjere banketbakkerij Fröhlich, het
enige rituele bad in de stad en het Kings Hotel, waar orthodoxe joden terecht
kunnen. Zulke voorzieningen maken Boedapest onder orthodox gelovigen tot een
geliefde vakantiebestemming.
Maar ook als ze niet echt
joods zijn, eren veel restaurants en cafés het imago van de wijk. Spinoza Ház,
een restaurant met eigen theater, biedt iedere vrijdag joodse klezmermuziek. De
swingende voorstelling duurt ruim een uur en is zeker de moeite waard, al zit
je het kleine theatertje behoorlijk opgepropt.
Andere restaurants bieden
typisch joods eten, zoals het sabbatsgerecht sholet, een bonenschotel die van
vrijdag op zaterdag op een zacht pitje pruttelt, zodat gelovige joden zaterdag
bij de lunch – in Hongarije de hoofdmaaltijd - warm kunnen eten zonder door
koken het verbod op arbeid te schenden. De meest authentieke sholet vind je
uiteraard bij Hannah, maar wie minder aan koosjer en meer aan gezelligheid hecht,
kan beter naar de nabijgelegen Kőleves met zijn grote tuin gaan.
Met 80.000 tot 100.000 joodse
inwoners heeft de Hongaarse hoofdstad de derde joodse gemeenschap van Europa. Traditioneel
woonden veel joden in het zevende district. Maar wie in de ‘Joodse wijk’ het
ene joodse winkeltje naast het andere verwacht, komt bedrogen uit. Dat is
vermoedelijk de reden waarom een kennismaking met joods Boedapest veelal stopt
bij de monumentale Grote Synagoge.
Een bezoek aan dat
complex is ook voor ons een must. We doen het zonder gids. Het gebouw, uit het
midden van de 19de eeuw, biedt plaats aan 3000 mensen. Alleen in New
York staat een grotere. De rijke Moorse versiering getuigt van de welvaart van de
Hongaarse joodse gemeenschap van Hongarije in die jaren. Dat is tegenwoordig
anders. De recente, liefdevolle renovatie is te danken aan de steun van
succesvolle nazaten van Hongaars-joodse emigranten, zoals de Amerikaanse
filmacteur Tony Curtis.
Wie geïnteresseerd is in
joodse rituele kunstobjecten, moet het museum niet overslaan. Als we de
suppoost om informatie vragen over de belletjes aan veel voorwerpen, blijkt hij
een uitstekende gratis audiogids in de aanbieding te hebben. Daarvan leren we
dat de meeste voorwerpen door niet-joden zijn gemaakt, omdat joden uitgesloten
waren van beroepen als zilversmid.
Rond de synagoge
herinneren meerdere monumenten aan de maanden tussen maart 1944 en januari
1945, toen de wijk een getto was. 400.000 Hongaarse joden, vooral van het
platteland, werden in die tijd naar Auschwitz gevoerd of later, toen de treinen
niet meer reden, aan de oever van de Donau door Hongaarse pijlkruisers
doodgeschoten. Het is aan de komst van het Rode Leger in januari 1945 te danken
dan een behoorlijk aantal mensen in de hoofdstad overleefde. Dat maakt dat de
wijk niet alleen geschiedenis is, maar het centrum van een bloeiende
gemeenschap met eigen scholen, sociale en culturele instellingen en winkels.
Een paar straten van de
synagoge, op de Kiraly utca 15, vind je een restant van die negen maanden dat
de wijk getto was. Het achterste binnenhof wordt door een gerestaureerd stuk gettomuur
in tweeën gedeeld. Een kaart laat zien hoe het bouwwerk overal dwars over
binnenhoven liep, soms drie verdiepingen hoog om te voorkomen dat mensen over balkons
ontsnapten.
Je ziet de muur van veraf
door de poort, maar pas als je er echt voorstaat, besef je hoe het geweest moet
zijn: de vrijheid uit je keukenraam te kunnen zien, maar er niet heen te kunnen.
Wie echt brutaal is, belt gewoon ergens aan om het binnenhof op te lopen, zoals
sommige reisgidsen aanraden. Dat gaat ons wat ver, maar het loont om even te
wachten. Er wonen tientallen gezinnen in het pand en bewoners doen altijd open
als ze belangstellenden voor het hek zien staan.
De binnenplaats was van
oudsher de plek waar kinderen speelden, vrouwen hun kleden uitklopten en mannen
hun werkplaats hadden. En het was een plek om te bidden. De wet verbood lange
tijd om synagogen aan de straat te bouwen en veel kleine synagogen staan daarom
verscholen op een binnenhof. Dat is nog te zien is bij de kleine shul van de
Lubavitcher beweging in de Vasvari Pálstraat. Als we daar aarzelend heen lopen,
roept een Talmoedschoolstudent enthousiast ons toe en leidt ons rond door het
gebouwtje, waar de tijd voor de oorlog lijkt te zijn stil blijven staan.
Tegenwoordig spelen de
binnenhoven een belangrijke rol in het bloeiende uitgaansleven van de wijk. Het
district staat bekend om de ruïnetuinen, veelal tijdelijke, op afbraakterreinen
gevestigde cafés. De bekendste is Szimpla, dat de status van tijdelijkheid al
lang voorbij is. Behalve café en muziekpodium is de Szimpla op zondag ook nog
eens een biologische markt. Het café trekt vooral jongeren en ziet eruit als
een hippieparadijs. We kiezen uiteindelijk voor een van de vele nieuwe cafés op
het Gozsdu Hof, een complex van zeven binnenplaatsen dat zich de afgelopen jaren
heeft ontwikkeld tot uitgaansgebied, waar op zondag bovendien een kleurrijke
kunst- en antiekmarkt plaatsvindt.
Praktisch
Bezoek de joodse wijk bij
voorkeur niet op vrijdagmiddag of zaterdag of op joodse feestdagen, want dan
zijn alle synagogen en joodse winkels gesloten. Synagogen openen om 10 uur voor
toeristen. De orthodoxe synagoge is tot 4 uur open, de Grote en de Rumbach
Synagoge tot zes uur.
Reserveren voor het
Klezmerconcert bij Spinoza Ház is aan te raden (spinozahaz.hu). Spinoza Ház verhuurt ook
appartementen.
Het zevende district ligt
direct naast het centrum van Pest en is bereikbaar met de metro (halte Déak tér
of Astoria).
Geïnteresseerd in een rondleiding door de joodse wijk? Kijk eens bij onze rondleidingen.
No comments:
Post a Comment