Het Gellértbad: vooral op zondag een bezoek waard

Thermaalgedeelte in het Gellértbad

Boedapest adverteert zichzelf als het grootste kuuroord ter wereld, en terecht. Heel Hongarije is gebouwd op een enorme bel heet water, en wie daarvan wil profiteren, heeft in Boedapest een ruime keuze. Aan de ene kant zijn er de Turkse baden, de meest zichtbare erfenis van anderhalve eeuw Turkse bezetting. Daarnaast zijn rond de vorige eeuwwisseling en daarna meerdere thermaalbaden gebouwd. Het Gellért- en het Széchenyibad zijn het bekendste, en worden in iedere reisgids aangeraden.
Mijn eigen voorkeur gaat uit naar het Széchenyibad, waar je, omringd door classicistische beelden, midden in de winter in een bassin met een temperatuur van 37 graden kunt dobberen, terwijl de sneeuw op je neer dwarrelt. En het heeft meer te bieden dan dat: buiten is, behalve dit warme bad, een iets minder warm bad met een soort wildwaterbaan en een zwembad, en in de bijgebouwen vind je allerlei hete, minder hete en ijskoude baden, plus een sauna. Toeristen gaan meestal via de achteringang naar binnen, maar een ommetje via de hoofdingang, die toegang geeft tot het echte thermaalbad waar vooral mensen op doktersvoorschrift heengaan, is een aanrader vanwege de fraaie mozaïeken.
Hoewel het Gellértbad in de meeste gidsen bovenaan prijkt als badattractie,
is het ook daar vooral de rijk versierde entreehal aan de zijkant van het hotel, die het bezoeken waard is, en bovendien gratis te bezichtigen. Wie het bad zelf in wil, kan zich vooral in de winter in het Gellért behoorlijk bekocht voelen. Een kaartje voor het zwembad kost meer dan 4000 forint (pakweg 15 euro), bepaald niet mals. Het Széechenyibad is overigens wel iets, maar niet veel goedkoper.
Wie genoegen neemt met de gemeenschappelijke kleedruimte en dus geen omkleedcabine hoeft, en bovendien door de week na vijf uur gaat, kan in beide zwembaden overigens behoorlijk wat geld besparen. Dan kun je in het Gellért voor 2800 forint naar binnen.
Maar goed, dan kost het nog acht euro, en ook voor dat geld verwacht je wat meer dan een, niet eens al te groot zwembad en één warm bad in een hal met zuilen en een glazen dak. Weliswaar is er een doorsteek naar het thermaalbad, maar die is gescheiden voor mannen en vrouwen, aangezien je geacht wordt je daar uit te kleden, iets wat niet iedereen plezierig vindt. In de zomer kun je nog naar buiten, waar ligweiden zijn, warme poelen en een golfslagbad, maar in de winter ben je vrij snel uitgezwommen.
Wie toch naar het Gellért wil, en meer wil beleven, doet er, ondanks de hogere toegangsprijs, goed aan om op zondag- of feestdagen te gaan. Dan zijn de twee thermale zijvleugels van het bad namelijk open voor iedereen. Je hoeft niet uit de kleren, en je mag zowel de mannen- als de vrouwenvleugel in. En dat is de moeite waard, want eigenlijk zijn die baden met hun rijke versiering mooier dan het zwemgedeelte zelf.