“Wasserhöhe” (Waterhoogte) op 15 maart 1838,
zegt het bordje op de muur van het Százéves Étterem (Restaurant 100 Jaar) in de
Pesti Barnabás utca 2, tussen de Váci ut en de Donau. Een hand
op de gedenksteen wijst op een streep om aan te geven hoe hoog het water kwam. Als
ik op de straat voor het gebouw sta, zit die streep ter hoogte van mijn kin. Maar de ingang van het restaurant ligt ongeveer een meter lager en aangezien het water hier een hoogte van 242 cm bereikte,
zou ik ruim koppie onder staan.
Verspreid over de binnenstad van Boedapest vind je tientallen
van dit soort stenen die de overstroming van 15 maart 1838 herdenken, de
grootste die Boeda en Pest ooit hebben gekend. Sommige van die gedenkstenen
zijn in het Duits omdat dat destijds de voornaamste voertaal was,
anderen in het Hongaars (Vízállás oftewel Waterstand). De meeste stenen zijn
simpel van vorm: een hand, een pijl, een datum en soms de waterhoogte in centimeters.
Maar in het oude centrum van Pest zit op een gebouw op de
hoek van de Szerb utca, Király Pál utca en het Egyetem tér een grotere marmeren
plaquette die duidelijk maakt hoe ongelofelijk omvangrijk die overstroming wel
niet was. In Pest was de rivier tot ver voorbij de Grote Ring gekomen en stond
er tussen de twee en drie meter ijskoud water in de straten en huizen. In feite
was de stad vrijwel volledig verwoest. Ook in Boeda stonden alle lagere
gedeeltes blank, maar omdat veel huizen daar hoger lagen, op de Burchtheuvel en
de Rozenheuvel, bleef er ook veel gespaard. Al met al maakte de overstroming bijna
60-duizend mensen dakloos en waren 22-duizend mensen alles kwijt, terwijl er 153 doden te betreuren waren..
Het was bij lange na niet de eerste overstroming die de
beide steden trof, maar door een samenloop van omstandigheden wel de grootste
ooit. Het was een uitzonderlijk strenge en lange winter geweest zodat zich hoger
op de Donau een enorme wal van ijsschotsen had gevormd waarachter zich een gigantisch
stuwmeer had gevormd. Toen die wal het begin maart begaf, stortte een allesvernietigende
vloedgolf van ijskoud water zich in de richting van de stad en bleek vooral Pest
kwetsbaar, gebouwd als het was op een relatief laag gelegen eiland in de Donau
(de huidige Grote Ring was ooit een zijtak van de rivier).
Na deze catastrofe overwogen de autoriteiten even om heel
Pest te verplaatsen naar hoger gelegen terrein. Maar ze besloten uiteindelijk om
het oude centrum in zijn geheel één tot anderhalve meter op te hogen en langs
de rivier een systeem van dijken en kades te bouwen. Hetzelfde gebeurde in de
Waterstad (Víziváros) van Boeda. Dat is in Boeda nog goed te zien op bijvoorbeeld
het Batthyány plein, waar een rij oude barokke huizen aanzienlijk lager ligt
dan de rest van de gebouwen, en in Pest bij het eerder genoemde restaurant of
verderop in de Szerb utca (nummer 4) waar een oud Servisch orthodoxe kerkje staat
dat de ramp wel overleefde. Dankzij al die maatregelen hebben overstromingen in het centrum van Boedapest tegenwoordig - er is er om de paar jaar wel één - geen hele grote gevolgen meer: de autowegen pal langs de rivier lopen onder, de tram ernaast wordt stilgelegd en de laatste keer (2013) dreigde een metrostation vol te lopen.
Tenslotte: op het Ferenciek Plein zit op
de muur van een kerk een mooie plaquette met een beeldengroep met boot. Die zit daar ter ere van Miklös
Wesselényi, een hervormingsgezinde baron die de bewondering van de
natie oogstte door zich persoonlijk vanaf de eerste dag in te zetten bij het
redden van mensenlevens.
.
No comments:
Post a Comment